stookt,dan werden soms één of meer ovenkoeken gebak
ken.Dat was een dotje deeg,dat op de bestoven houten
"ovenpaole"plat geslagen werd met de muis van de hand.
Was de ovenkoek te dun,dan ging deze in de "oven niet
op",want de onder- en bovenkorst bleven aan elkaar
zitten.Was daarentegen de ovenkoek te dik, dan was de
smaak iets minder lekker.Deze koeken moesten gegeten
worden als ze nog warm waren met boter en bruine sui
ker.De gloeiende kooltjes in de oven werden met de
"ovenrokel" (een ijzeren stang met aan het eind een
krom dwarsstuk) wat opzij geduwd en de koek werd er
met de ovenpaal ingeschoven.Dit moest met een handig
zetje gebeuren,zodanig dat de ongebakken koek niet dub
bel viel.Als het goed was,ging de ovenkoek na een
minuut of vijf helemaal bol staan en zakte later weer
iets in.Dan was de koek gaar.Met de "ovenrokel" werd
deze eruit gehaald.Het deeg voor de bakte was inmid
dels "uitgerezen" en met de "trogkrauwer" werden er
porties van gemaakt ter grootte van een brood.
Dit deeg werd nog eens doorgekneed en dan omgekeerd
in een bestoven mandje (het broodmandje) gelegd.
Dit mandje was aan de binnenkant bekleed met een
soort grauw katoen.Wij hadden zo'n mandje of tien.
De mandjes met het deeg erin,werden op tafel gezet en
weer ging de bakdeken erover heen en moest het deeg
nog even narij zen.Waren de kooltjes in de oven onge
veer uitgegloeid,dan werden deze met de "ovenscheppe"
eruit gehaald (een ijzeren schop met lange dikke hou
ten steel) en in de zwarte ijzeren doofpot gedaan,
die al op de "plaote" stond.De rest werd er met de
"ovenrokel" uitgehaald door de "ovenmule" en viel op
de stenen kachel daaronder.Nu kwam de "ovenpaole" aan
bod (houten platte schep met lange houten steel)
Alles moest nu vlug gaan,want de oven stond open en
mocht niet afkoelen.Op de "ovenpaele",die met meel
bestoven was,werden één voor één de mandjes omgekeerd,
vlug met een vork er vijf prikken ingedaan en het
deeg ging in de oven en werd met een "zetje" van de
paal geschoven.De broden mochten niet te dicht bij
8