Aan de rechterkant van de haard was een ijzeren deurtje en daarachter was het stookgat van het for nuis.Dit was een roodkoperen rond vat met een houten deksel.Het geheel was ingemetseld en stond in het "schuurkot".Hierin werd water verwarmd voor de was. Ook de rookafvoer van dit "fournois" liep naar de haardschoorsteen in het midden van het gebouw. Er kwamen dus vier rookafvoeren samen tot één rook kanaal.Dit laatste was tamelijk wijd.Boven op de "keetzolder" was in de schoorsteen een ijzeren draai baar luik met grendel ervoor.Als men dit luik opende, zag men een ijzeren stang,die in een zijmuur was ingemetseld.Aan deze stang hingen met spekhaken de hammen in deze rookkast.Het geheel was dus een inge wikkeld metselwerkZoals gezegd,kwam deze opstelling voor in de meeste boerenketen.Ook was het in de mees te keten erg rookachtig.Gelukkig kwam de rook van verbrand hout en dat was niet zo schadelijk voor de gezondheid en dat was dus nog een troost. Tot zover de bijdrage van de heer J.Risseeuw die in duidelijke bewoordingen het bakken en de oven op de boerderij thuis beschrijft. Het wachten is nu op reacties van lezers uit andere delen van Zeeland en Goeree-Overflakkee. Tenslotte verklappen we nog,dat de heer Risseeuw heeft toegezegd nog verdere gegevens over het boerenleven, in het bijzonder rondom de begrippen "karnhuis en schuurkot" te publiceren.Alvast bedankt. R.W. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1983 | | pagina 12