namelijk al het meel dat nodig was voor de bakte. Dan ging er lauw water van de lange kant in de trog met het nodige zout en werd er begonnen met kneden. Steeds werd een beetje meel van het dammetje meege nomen in het water.Als het nog een slappe brij was ging de inmiddels geweekte gist erin,ongeveer tien cent,en werd steeds meer meel van het dammetje mee genomen tot dit geheel op was.Dan was het kneden af gelopen en moest het deeg ongeveer één uur rijzen, nadat dit was toegedekt met de bakdeken. De bakte was steeds de voorraad voor de hele week. Bij ons was dat zes tot zeven broden (grootste door snee ongeveer 35 cm,hoogte 10 tot 12 cm).De eerste dag,wanneer je het at,was het te vers en de laatste dag te oudbakken.Maar oudbakken brood weggooien,dat kwam niet voor,ook al was het ruim een week oud. De vrijdag was meestal bakdag.Wanneer er op één dag gewassen,gebakken en gekarnd werd,dan heette dat "boerenkermis"De lol van deze kermis was niet zo groot en het kwam dan ook zelden voor.Tevoren waren er drie tot vier musters,al naar gelang of er veel "knippels" in de musters zaten,van de "mustervimme" achter de schuur gehaald of 's winters van de schuurzolder"Doornemusters"brandden altijd erg goed,maar die moest men met handschoenen aan,oppak ken. Er was er maar één die kon stoken en dat was moeder,dus dat was haar werk.Als de musters verstookt waren,was de oven goed van temperatuurDe oven had een vloer van rode plavuizen en een gemetseld gewelf van kleine IJsselsteentjes.De ingang van de oven,de "ovenmule" was afgesloten met een ijzeren deurtje. Bij het stoken kwam de rook door dat geopende deur tje naar buiten en trok rechtstreeks in een schoor steen die boven dit deurtje begon.Toch kon het da nig roken in de "kete"waardoor de muren en zoldering een bruine kleur hadden.Af en toe moest je dan een fris luchtje scheppen door de geopende bovendeur, welke uitkwam op het "baontje".Waren de musters ver- 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1983 | | pagina 9