Verder worden er kosten opgevoerd voor de aanschaf
van een "ijzeren wagen" voor het vervoer van personen,
die overleden zijn aan de "pestilesscie en van de
loope(cholera) en andere siecten die gruweliken sijn".
Fokker,in zijn werk over de besmettelijke ziekten in
Zeeland 8)maakt melding van een aantal jaren (1438,
1472, 1486, en 1489 .waarin volgens de kroniek van
Reijgersberg de pest in Zeeland gewoekerd zou hebben.
Fokker betwijfeld dit,aangezien hij hiervoor geen
bewijzen vindt in de stadsrekeningen van Middelburg
of de rekeningen van de rentmeester Bewesten Schelde.
Het archief van het gasthuis geeft,behalve bovenge
noemde gegevens nog een aanwijzing,die in de richting
van een pestepidemie wijst.In 1493 had een zekere
Tanne Heynrixdochter de helft van het huis in de
Lange Noordstraat aan het gasthuis geschonken. 9)
In 1495 wordt de andere helft van het huis door de
rentmeester-generaal van Zeeland - het huis was bij
de dood van Tanne's zoon aan de grafelijkheid ver
vallen -,aan de priester Morel verkocht. 10)
Er wordt dan melding gemaakt van de vervallen toe
stand,waarin het pand verkeert.Deze was veroorzaakt
door het feit dat het huis lang leeg had gestaan als
gevolg van het "aflivich worden"(overlijden)van ver
schillende personen "aan de haestigher zieckten".
Met deze term werd vaak de pest aangeduidUit boven
staande gegevens mag worden afgeleid dat in de jaren
1493-1495 een dergelijke ziekte in Middelburg heeft
rondgewaard.
Om terug te komen bij Jan van de Bottinge,in de re
keningen uit de periode van zijn hofmeesterschap
hebben wij geen zaken aangetroffen,die wijzen op
werkzaamheden voor de verpleging van ziekten.
SLOT
Over het vervolg van de loopbaan van Jan van de
Bottinge kunnen we kort zijn.De eerstvolgende gast
huisrekening dateert pas van de jaren 1505/06.
Hierin komt hij niet meer voor,evenmin als in de
12