besteedt aan de Zeeuwse bewerking van een aantal Bijbelgedeelten door JKousemakermaar de zeker niet onverdienstelijke psalmbewerking "Psalmen in weer en wind" van W.Joosse,geschreven in het Walcherse dialect van Nieuw- en Sint Joosland,geheel onvermeld laat.Hier legt onze geachte schrij ver zijn kaarten naar onze mening wel heel openlijk op tafel en hij brengt zijn Zuidbevelands taalcentralisme nog nadrukkelijker ter sprake door zijn opmerking in de derde kolom van zijn artikel: "Daarom moeten wij daarvan (d.w.z.van de werken van Kousemaker) uitgaan",m.a.w. het door genoemde auteur geschreven Zuidbevelandszou de enige bruikbare maatstaf zijn voor geschreven Zeeuws. Welk een ontstellende vervlakking dit zou betekenen laat zich gemakkelijk raden.Overal ter wereld,in kleiner en groter verband,zijn oude volks - en streektalen verarmd of verdwenen door de overheersing van een eenheidstaal. Van de simplistische voorstelling van de heer Geldof,dat de streektalen "onder de vleugels van de algemene taal" uitstekend gedijen,klopt dan ook geen hout.Zij is trouwens in regelrechte tegenspraak met wat aan het begin van zijn artikel schrijft:"Iemand die een dialect spreekt wordt vaak veron dersteld het ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands) niet machtig te zijn". Inderdaad zijn wij dialectsprekers voor de ABN - fanatici de "boertjes van buute(n)". Geldof's Zeeuwse taalcentralisme is bovendien geheel in strijd met de geschiedenishet ontstaan en de ontwikkeling van het Zeeuwse deltagebied, waarbij zeker Goeree- Overflakkee behoort en in oudere tijden ook Voorne gerekend werd.De eilandengemeenschappen binnen deze delta,lange tijd door zeer brede zeearmen gescheiden,waren op zichzelf staande eenhedenwaartus sen echter vanouds door scheepvaart en visserij (taal)kontakten bestonden. Zo ontwikkelde zich in de loop van enkele eeuwen een vrije Zeeuwse taal ("lingua franca") van boeren,schippers en vissers,waarin men elkaar uit stekend kon verstaanzonder dat men zijn plaatselijke en regionale verschil len behoefde prijs te geven.Deze vrije Zeeuwse taal is hoogstwaarschijnlijk de "Zeeusche tale", die ik hierboven vermeldde bij de Brugse rederijker Cornelis Everaert,de voertaal binnen het Zeeuwse en Vlaamse zee - en kust gebied, niet gebonden door welke regels dan ook,maar voor ieder in dit gebied bruikbaar en verstaanbaar. Dat bij deze taaikontakten op den duur bepaalde lokale verschillen minder scherp werden is volkomen begrijpelijk,maar dergelijke ontwikkelingen voltrokken zich dan ook spontaan of geleidelijk en werden op geen enkele wijze "versneld" door beïnvloeding van welke aparte Zeeuwse regio of welke schrijver dan ook.Het feit dat deze lokale en regionale verschillen ook in deze tijd nog niet verdwenen zijn,bewijst des te meer het goed recht van het Zeeuws als eenheid in verscheidenheidIk zou dan ook iedere Zeeuwse streektaalspreker van harte de raad willen geven: "Praet ma Zeeuws in laet goed oore wae je vandaene komt".Aan deze welgemeende raad zou ik bovendien de in mijn Duivelandse streek van herkomst vanouds bekende uitdrukking willen toevoegen: "Nie lulle,poesse".Deze uitdrukking is stellig van toe passing op enkele beweringen die de heer Geldof geuit heeft in de volgende artikelen,t.w. 1zijn aanduiding van het Fries als een van de "grote" dialecten in Nederland (z.l.m. land- en tuinbouwblad 4 maart 1983,p.11,kol. a). De Friezen zullen daar wel bijzonder blij mee zijn!! 2. de meewarig-minachtende wijze waarop hij een- en andermaal alle Zeeuwse dialecten (behalve het Zuidbevelands natuurlijk!) als"rand- dialecten"aanduidt (zo bijv. in z.l.m. land- en tuinbouwblad 4 maart 1983,p.11id. 8 april 19§3p. 15id6 mei 1983,kol. e); 3. de onbehoorlijke manier waarop hij de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek het recht ontzegt zich met het door hemzelf opgeworpen 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1983 | | pagina 30