Algemeen Zeeuws bestaat niet M'N UN EIHE TAELE, FRANK IN VRIE door dr.A.de Vin "Wat emmen noe?" Met deze goede en ronde Zeeuwse vraag zou ik een discussie met de heer R.W.Geldof willen beginnen naar aanleiding van de wonderlijke opvattingen die hij verkondigt in zijn artikel: "Naebie un eihen taele?" (z.l.m. land- en tuinbouwblad 7 januari 1983 p. 15). Hij stelt hierin name lijk dat het voor het Zeeuws wenselijk zou zijn "onze dialecten op één noemer" te zetten en dat "het zuidbevelands daarvoor het meest in aanmerking" zou komenDaardoor is echter het kenmerk "chauvinistisch"dat hij ten on rechte toedicht aan het bekende rijmpje "de Zeeuwse taele is de mooiste van aolemaele",geheel van toepassing geworden op zijn eigen stelling,die prompt zal veroorzaken dat de tekst van het genoemde rijmpje wordt gewijzigd in: "De Zuudbevelandse taele is de mooiste van aolemaele". Wat heeft de heer Geldof met dit lokale taalpatriottisme in de zin? Sinds lang is het voor iedere bewoner van het Zeeuwse streektaalgebied een vanzelfsprekendheid dat we elkaar overal in dit gebied zonder enige moeite kunnen verstaan,als ieder zich uitdrukt in zijn eigen streekdialect. Dat is de Zeeuwse taaleenheid,die niet,zoals de heer Geldof schrijft, "altijd al min of meer vermoed" is,maar die de levende werkelijkheid open baart van een Zeeuwse taalrijkdom en -verscheidenheidwaarvan de schrijver blijkbaar nog maar weinig notie heeft.Wij zouden hem in dit verband gaarne willen uitnodigen eens te komen luisteren op de dialectendagen van de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek,waar iedere aanwezige die Zeeuwse taaleenheid in verscheidenheid steeds als iets feestelijks ervaart. In die zin liet ook wijlen mevrouw K.de Jonge-Hoekman zich uit in het begin van haar verslag van de laatsgehouden dialectendag (in: Nehalennia afl. 46 (winter 1982),blz. 45). Het taalpatriottisme van de heer Geldof is des te onaanvaardbaarderomdat Zeeland en het Zeeuws om de drommel niet beperkt zijn tot een gebied in een straal van 25 km.rondom de Maria Magdelenakerk van Goes.Reeds in de eerste helft van de 16de eeuw bracht de Brugse rederijker Cornells Everaert in een van zijn stukken iemand op het toneel,die "als een zeeman Zeeusche tale" sprak.Er is niet veel fantasie voor nodig om aan te nemen dat hier de taal van de gehële Zeeuwse en Vlaamse kuststreek bedoeld is,de taal waarin hoogstwaarschijnlijk ook onze Michiel de Ruyter converseerde met zijn Duinkerkse leerling Jan Bart.En nu onze discussie ons onwillekeurig naar Frans-Vlaanderen leidt,wil ik de heer Geldof gaarne mededelen,dat ik bij mijn eerste reis daarheen in 1950 bij de bevolking onmiddellijk gehoor, toegang en vertrouwen kreeg,als ik met hen sprak in mijn Zeeuws dialect van Schouwen-DuivelandHet Zeeuws is dus blijkbaar in al zijn rijkgescha keerde variaties ook buiten onze landsgrenzen te gebruiken,een praktische taaimogelijkheid,waarvan ook Joris van Hoedekenskerke melding maakt in een zeer lezenswaardig artikel in "Zeeland Magazine" 14e jrg.,No 79,blz.8 (en naar ik meen ook al in een eerder artikel in dit tijdschrift). Ook binnen onze landsgrenzen zijn mogelijkheden en verbreiding van het Zeeuws beslist niet beperkt tot de grenzen van ons gewest of die van de wel zeer beperkte Zuidbevelandse regio.Ten aanzien hiervan wil ik de heer Geldof gaarne attent maken op een tweetal artikelen die schrijver dezes liet verschijnen onder de titel "De dialectgrenzen van Zeeland" (I en II) in het tijdschrift "Taal en Tongval" (jrg. XXXI (1979) en XXXII (1980)). 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1983 | | pagina 28