In het eerste artikel,in oorsprong bedoeld als jubileumbijdrage voor de
Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek,heb ik de taaltoestand op
Voorne (en de daaraan grenzende regio's) onderzocht en ben daarbij tot de
verrassende conclusie gekomen,dat in dit door mijn leermeester Johan
Huizinga als "Antiqua Zelandia" (Oud Zeeland) aangeduide gebied nog steeds
vele Zeeuwse of Zeeuws aandoende kenmerken in uitspraak en woordgebruik
aanwezig zijn.In het tweede artikel,handelend over de taaltoestand op de
grens van Zeeland en Noord-Brabant aan Eendracht en Schelde,heb ik mede
aan de hand van recente bandopnamen kunnen vastleggen,dat er een grote ver
wantschap van woorden en uitdrukkingen,speciaal de landbouw betreffende,
bestaat in de Westbrabantse en Zeeuwse dialecten ter weerszijden van de
Eendracht.De suukerpeeën en de uitdrukking peeën dunne behoren met vele
andere tot de gemeenschappelijke woordenschat van beide regio's. Ik kan
dus beslist niet meegaan met de constatering van de heer Geldof"Wie van
uit Noord-Brabant Zeeland binnenkomtbemerkt meteen dat hij in een
ander taalgebied komt,als hij met de mensen praat".Dat is hoogstens schijn
baar zo,omdat de Zeeuwen in overeenkomstige woorden vrijwel steeds de ie
en uu laten horen en de Westbrabanders in overwegende mate ij-en ui -spre
kers zijn.Een ijzeren taaigordijn is er beslist langs de Eendracht en
oostelijke Scheldeoever niet neergelaten.
Wat zegt de heer Geldof trouwens van dé ij's en ui's in oostelijk Zeeuwsch-
Vlaanderen en in het bijzonder in de grensstreek "aon de meet"? Bevindt
de schrijver zich daar ook "in een ander taalgebied"? Strikt genomen heeft
het dialect van het Land van Hulst en de grensrand wel een Oostvlaams
karaktermaar daarnaast zijn er zoveel overeenkomsten met de overige
Zeeuwse dialectendat wij de streektaalsprekers uit het zuidoostelijke
deel van onze provincie gaarne en van harte tot onze Zeeuwse taalfamilie
rekenen.Wij zouden het rondweg stuitend vinden,wanneer bij eventuele in
voering van het door de heer Geldof gewenste Zuidbevelands algemeen Zeeuws
deze grensstreekbevolking haar zeer unieke streektaal daaraan zou moeten
aanpassen
Aan Stellir.gwerfse toestanden hebben wij in Zeeland niet de minste behoef
te. 3)
Een krachtig protest moet uitgesproken worden tegen wat de heer Geldof on
der het kopje: Wat gebeurt er in het Zeeuws? te berde brengt over litera
tuur in de Zeeuwse en Brabantse dialecten.Hij zegt daarover: "Echte lite
ratuur werd daarin nauwelijks bedreven".Nu zou ik onze geachte schrijver
toch in alle gemoede de vraag willen stellen: "Nooit gehoord van Antoon
Coolen of Den Dré (ps.van A.ALGraumansZegt de naam Anton van Duinker
ken (ps. van W.J.M.A.Asselbergs) U iets,de bekende dichter en prozaschrij
ver uit Bergen op Zoom? En is A.M.de Jong,onsterfelijk geworden door zijn
literaire schepping van het Westbrabantse jongetje "Merijntje Gijzen",
geheel aan Uw aandacht ontsnapt?" Dit zijn slechts enkele schrijvers van
het eerste plan,maar daarnaast worden in de "Bibliografie der dialecten
van Nederland 1800 - 1950" en "1951 - 1964", resp. uitgegeven te Amsterdam
in 1958 en 1982,tientallen anderen genoemd,die zeker in hun eigen regio
grote bekendheid genoten.
Wat ons eigen Zeeland betreft slaat de heer Geldof de plank geheel en al
misZowel in de hierboven genoemde bibliografieën als in de Encyclopedie
van Zeeland dl. I,blz. 324 en volg. en in de "Kroniek van het land van de
zeemeermin (Schouwen - Duiveland)" 1976 - heden worden hele reeksen van
Zeeuwse dialectschrijvers genoemd en besproken van ver voor 1970.
Wie daarbij wil volhouden,dat daaronder nauwelijks "echte literatuur"
gevonden zou worden,is er alleen maar op uit de streekliteratuur van
Zuidbevelandse oorsprong van na 1970 opzettelijk op een voetstuk te plaat
sen.Dat blijkt duidelijk,wanneer de heer Geldof heel nadrukkelijk aandacht
27