KNIKKEREN door drsAWagner Rond 1930 had je in de plaats waar ik geboren ben,en waar ik de lagere school bezocht (Stad aan 't Haringvliet op Goeree-Overflakkee) een vrij regelmatige afwisseling bij de spelen waarmee kinderen zich bezighielden. Zo was er een tijd waarin het knikkeren door vrijwel alle kinderen beoe fend werd.Begon dat te vervelen,na achtatien weken,dan kwam bijvoorbeeld het hoepelen,of het tollen.Deze drie soorten spelen werden door jongens zowel als door meisjes gedaan.Het touwtje springen was een bezigheid die alleen door meisjes beoefend werd,evenals het ballen.Dit laatste heeft niets met voetballen te maken;de meisjes gooiden de ballen (ongeveer 8 cm in doorsnee) naar boven tegen een muur,en ze vingen de ballen weer met de handen.Er waren meisjes genoeg die dat met drie of met vier balletjes kónden, ja,een enkeling kon het met vijf een poosje volhouden. De jongens speelden dan een wilder spel zoals vangertje,dat in tal van variaties gespeeld werd.In die tijd werd bij ons op straat niet gevoetbald. Het voetbal was natuurlijk wel bekend,er was een plaatselijke voetbalklub die meespeelde in de eilandelijke kompetitie.Dit voetbal beperkte zich tot "volwassen" mannelijke personen en junioren.Natuurlijk waren er nog meer spelen."Hilteken" heette wat men landelijk bikkelen noemt,verder "hikkelen" (in vakjes springen en met een maskotte in die vakjes proberen te gooien), en landje verdelen enz. Deze spelen werden lang niet zo algemeen beoefend als het knikkeren, hoepelen en tollen. Thans zal ik mij beperken tot het knikkeren. Het spelen met knikkers viel uiteen in vijf categorieën.De hieronder vermelde volgorde is van het meest-beoefend tot weinig gespeeld. A."Stute" (uitgesproken als ruten en spruten) gespeeld door 65? van de kinderen. B."'n potje schiète".gespeeld door ca. 25? van de kinderen,vrijwel steeds door jongens. C. "Pik schiete" hier ligt de nadruk niet op schietenmaar op pik. Beoefend door een paar ?,ook weer voornamelijk door jongens. D."Ruilen" (gewoon ABN uitgesproken)ook wel genoemd: "knikkeren met de ruil- plank".Ruilen betekend hier: gebogen staande,een knikker losjes naar voren gooien,in de richting van de ruilplank.Dat is een plankje van ongeveer 60 cm lang en 15 cm breed.Aan één lange zijde zijn er vijf openingen gezaagd op regelmatige afstanden.De openingen kunnen verschillen in grootte. Boven de openingen,die naar de grond gericht zijn,staan de cijfers 1t/m5. Bij het spel probeerde je van een afstand van ca. 3 meter te gooien (te ruilen) dat jouw knikker door één van de gaten ging.Lukte dat bv. door de 2,dan kreeg je van de ruilplank-eigenaar 2 knikkers.Gooide je ernaast, er tegenaan of niet ver genoeg,dan was je je knikker kwijt.Meestal stond op de plank aangekondigd: "Buiten doet".hetgeen betekende dat naast de plank geruilde knikkers door jou als verloren moesten worden beschouwd. E."Unne,dunne,dippe"(door 1 of 2? gespeeld). Met de wijsvinger van de half-geopende hand (rug wijsvinger op de grond) werd een knikker in de richting van een bepaald kuiltje gedreven.Daarbij werd de arm en de hand vooruit bewogen.de wijsvinger duwt. tegen de knikker, die je niet mag beetpakken.Onder het uitspreken van het woord "unne"maak je de beweging.De knikker is nu hopelijk veel dichter bij het kuiltje 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1983 | | pagina 38