(Ook drietje,viertje enz.).Iemand wilde wel,hij of zij gaf je 2 knikkers op je vlakke hand,mét de 2 van jou dus 4 (of 6 of 8 enz.).Nu ging je boven het kuiltje staan en je bewoog je hand met de knikkers erop vooruit,zwaaiend naar achter en weer naar voren, een keer of vier heen en weer.Dan "stuutte" je, je stortte de knikkers in het kuiltje.Daarbij kwamen er knikkers zowel in als buiten het kuiltje terechtWaren de aantallen even,dan waren alle knik kers voor de stuuter.Als een oneven aantal buiten (en binnen) lag dan kreeg de tegenpartij ze.Die zei dan weer "Geef m'n een ...tje" enz..Hiermee kon je aardig winnen of verliezen.Een erg spannend spel,dat meisjes en jongens allemaal speelden,en waarbij je de tijd vergat,zodat je vaak te laat thuis kwam... Jongens met bravour deden wel een 15- of 20-je.Je kreeg dan zoveel knikkers op je hand,en er was zóveel te tellen na het stuten,dat de boel wel eens niet klopte (bv. bij een 20-je 26 in het kuiltje en er buiten niet meer dan 13 te vinden.Dan ontstond er soms ruzie.Meer dan een 6-je was eigenlijk niet nodig om fijn te kunnen spelen. 'N POTJE SCHIÊTE. Dit werd meestal alleen door jongens gedaan.Je schoot aldus: Hurkend,of "op knietje",de hand half gesloten tot vuist,zó,dat de middelvinger,ring vinger en pink met de tweede knokkel op de grond steunde.De schietknikker lag in de half gebogen wijsvinger op het tweede kootje.Hier werd de duim tegenaan gedrukt met de nagel of iets verder.Je mikte en je wipte je duim naar voren: je knikker schoot weg.Karakteristiek was dat je vlak vóór het schot je hand iets naar buiten liet kantelen. Er waren jongens,die verbluffend goed konden schieten.Ze raakten bv. op 3 m afstand. Het spel werd met drie of vier man gespeeld (twee of drie kon ook).Plaats: een breed aarden pad langs een bestrate weg,vastgelopen grond,niet te hobbelig,niet te veel grind er in.Geen los zand,geen modder en redelijk horizontaal."Wie wil d'r 'n potje sehiete?".Had je je mensen bij elkaar, dan werd het potje getekend (krassen op de grond).Het was vierkant of rechthoekig (ongeveer 25 bij 25 cm).Vervolgens werd een "meet" getrokken ca. 3J tot hoogstens 4J m van het potje.De "meet" was de startlijn. Het spel begint.Elke speler gooit uit de losse hand,staande ter hoogte van het potje,naar de meet,dat was om de speel-volgorde te bepalen. De spelers zetten elk 2 knikkers in.Dat zijn gewone knikkers,en die worden langs de randen van het potje op de lijn gelegd,4 op de hoeken,en verder verdeeld over de zijden.De bedoeling is nu om met je schietknikker wat te raken:een knikker uit de pot,of de schietknikker van een ander.Raak je een knikker uit het potje,en komt die knikker buiten de pot te liggen,dan steek je hem in je zak,en mag je nog eens.Bleef die knikkerhoewel ver plaatst, op of binnen de lijnen,dan mocht je hem zo gunstig mogelijk (voor jou) in de pot plaatsen,maar je beurt was voorbijIeder beijverde zich om iets uit de pot te schieten,zodoende gebeurt het vaak,dat jou knikker in het potje terecht kwam."Moer" heette dat.Van te voren was afgesproken,dat "Moer dééd" hetgeen inhield,dat je uitgespeeld (dood) was en niet meer meedeed.Reeds verworven knikkers moest je in de pot zetten, en het spel werd zonder jou voortgezetBehalve dat je één of meer knikkers "uitschoot" kon je ook de schietknikker van een medespeler raken.. Die was dan uitgeschakeld,en als hij al iets had uitgeschoten (bv. één knikker uit de pot plus twee van een ander die hijzelf geraakt had) dan was dat voor jou.De van te voren overeengekomen afspraak "moer doet" werd meestal gekoppeld aan: "van de meet mag".Begon een groepje jongens te spelen,dat hoorde je meestal"Moer doet,en van de meet mag".Het laatste betekendedat je mocht kiezen of je schoot van de laatst bereikte plaats dan wel vanaf de meet.Wél moest je altijd een medespeler gelegenheid geven 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1983 | | pagina 40