Op Schouwen werden reeds voor het midden van de veertiende eeuw klei
nere geelrode bakstenen uit Zuid-Holland gebruikt, onder meer aan de
Hervormde kerk van Brouwershaven. Die stenen vinden tenslotte over
vrijwel de hele provincie Zeeland toepassing.
Ook werden stenen uit noordelijk Vlaanderen gebruikt, meestal gelig van
kleur. De indruk bestaat, dat de Zeeuwse steenbakkerijen in de vijftiende
eeuw grotendeels verdwenen zijn, met uitzondering van Zeeuwsch-Vlaan-
deren.
Er zijn bij latere bouwwerken zeer veel oude bakstenen, van afbraak af
komstig, verwerkt. Deze zijn vooral gekomen van de vele kerken, die op
het platteland en in de steden gesloopt werden4). Ook werden verschillende
vervallen kastelen als baksteengroeve gebruikt. De muren, die met deze af
braakstenen werden opgetrokkenzij n meestal van minder goede kwaliteit
Na de Tachtigjarige Oorlog was men geheel aangewezen op de Hollandse
bakstenen. In 1663 werd in Nieuwvliet steen van de Hollandse IJssel ge
bruikt, gemetseld in goede Dordtse kalk. In de achttiende eeuw werden
voor nieuwe gebouwen en gevelverbouwingen veel dunne donkerrode ste
nen van de Utrechtse Vecht verwerkt. Rond 1860 komen de machinaal ver
vaardigde bakstenen van het gebied van de grote rivieren en uit België.
HOUT EN HOUTCONSTRUCTIES
Hout moest voor het overgrote deel worden ingevoerd. Zware eiken balken
en lang recht hout, waaruit kleinere onderdelen moesten worden gezaagd,
werden tot in de zeventiende eeuw voornamelijk ingevoerd uit het Rijnge
bied en de streken langs de Maas. Het werd steeds verhandeld in
Dordrecht, want die stad bezat het stapelrecht. Toen tengevolge van roof
bouw, oorlogshandelingen en grote bouwactiviteiten in het begin van de ze
ventiende eeuw een groot gebrek aan eikenhout optrad, kwam het gebruik
van grenenhout uit Noord-Duitsland, Skandinavië en de Oostzeelanden
naar voren.
Houtconstructies werden vrijwel nooit op het werk gereed gemaakt, maar
in de werkplaats van de timmerman. Vaak waren werkplaats en bouwplaats
vele kilometers van elkaar verwijderd. Uit Zeeland zijn geen exacte gege
vens bekend, maar zowel uit Vlaanderen als uit Holland zijn voorbeelden
aan te wijzen. Het meest opvallende gegeven betreft de St.-Catharijnekerk
te Brielle, waarvan het houtwerk voor de grote kap van het schip in 1476 in
Brussel werd klaargemaakt5).
Onder deze omstandigheden zou men veronderstellen, dat bij de houtcon
structies geen eigen Zeeuwse kenmerken aan te wijzen zijn. Toch zijn die er
wel.
De meeste kerkruimten en enkele stedelijke gebouwen zijn overdekt met
een houten tongewelf, dat deel uitmaakt van de kap6). Deze ruimtevorm
maakt het mogelijk met betrekkelijk lage buitenmuren een hoge binnen
ruimte te maken. Een probleem bij deze kapvorm vormt de grote zijde
lingse druk, die de kap op de zijmuren uitoefent. Meestal wordt die druk op-
10