Een ander typisch detail is alleen aangetroffen in kapconstructies van woon
huizen in Middelburg en Vlissingen, daterende uit de tweede helft van de
zestiende eeuw. Een kap van een dergelijk huis wordt meestal ondersteund
door spantendie bestaan uit een j uk met kromme eiken benenwaarop een
juk rust met schuingeplaatste rechte benen. Daarboven staat in die tijd
meestal nog een stijl in het midden, die de nok ondersteunt. De jukken heb
ben tussen de benen en de erop rustende horizontale balk een schorend ver
bindingshout, het zogenaamde korbeel.
In een groot aantal huizen in Middelburg en enkele in Vlissingen ontbreken
in het bovenste juk de korbelen. In plaats daarvan zijn de stijlen aan de bo
venzijde verdikt (afb. 8).
In een groot aantal vroeg-zeventiende eeuwse woongebouwen op Walche
ren en Zuid-Beveland hebben de sleutelstukken onder de vloerbalken een
zeer kenmerkende vorm. Het is een profilering, die niet alleen aan de voor
zijde voorkomt, maar ook aan de zijkant is omgetrokken, waardoor een
merkwaardige vorm ontstond. Eén van de panden, waar dit voorkwam was
het helaas te gronde gerichte Huis Poppendamme (afb. 9). Andere sleutel
stukversiering met acanthusbladvormen, zijn eveneens typisch streekge
bonden (afb. 10).
HET GEBRUIK VAN NATUURSTEEN
In de Zeeuwse bodem wordt geen natuursteen gevonden. Als men om con
structieve redenen of voor versiering dergelijk materiaal nodig had moest
het worden ingevoerd. Het was daarbij regel, dat het als standaardvorm of
volgens door de opdrachtgever of diens bouwmeester geleverde modellen
aan de groeve werd klaargemaakt. Dat had tot gevolg, dat met die natuur
steen ook de uit die streek afkomstige architectuurvormen werden inge
voerd. Zo werd in de dertiende eeuw tezamen met de Doornikse steen de
Schelde-gotiek geïntroduceerd, die nog te zien is in de St.-Baafskerk te
Aardenburg, de abdij in Middelburg en in het koor van de Hervormde kerk
te Kloetinge. Later in de veertiende eeuw werd het steenmateriaal aange
voerd uit de groeven en de ateliers van het oude hertogdom Brabant in de
omgeving van Brussel. Ook werd materiaal aangevoerd uit de groeven van
Ecaussines in Henegouwen, maar naar ontwerp van Brabantse meesters.
In de achttiende eeuw was de invloed van Antwerpen groot, voornamelijk
door toedoen van vader en zoon J.P. van Baurscheit8). Talrijke patriciërs
huizen werden naar hun ontwerp, gebruikmakend van natuursteen uit de
Zuidelijke Nederlanden, gebouwd.
DE WOONHUIZEN
Vele woonhuizen moeten in de middeleeuwen van hout opgetrokken zijn
geweest, gedekt met stro. De grote stadsbranden hebben tot gevolg gehad,
dat er tussen de huizen stenen muren werden opgetrokken. De hoofdcon
structie en de voorgevel bleven soms nog van hout. Bij deze houten huizen
werd de draagconstructie gevormd door een houtskelet van stijlen en bal
ken met korbelen om stijfheid aan het geheel te geven. Bij een aantal laat-
15