Ook van een regionale aardewerk- en porseleinindustrie was geen sprake. Van Nederlandse bodem importeerde men Delfts aardewerk en voor het overige het door de Oost Indische Compagnie massaal aangevoerde Chi nees en Japans porselein. Zo geeft de onderhavige periode reeds een toenemende mate van invoer van cultuurgoederen van elders te zien, aanvankelijk uit de Zuidelijke Ne derlanden, later vooral uit Holland en van overzee. Op enkele gebieden was men aanvankelijk selfsupplying en ontwikkelde men zelfs een regionale stijl, zoals bijvoorbeeld de meubelkunst, op andere terreinen, bijvoorbeeld de zilversmeedkunst voorzag men zich zelf zonder dat direct sprake was van eigen stijlkenmerken. Vele specialismen waren echter afwezig zodat men daarvoor op de grote cultuurcentra als Amsterdam en Antwerpen was aan gewezen. ACHTTIENDE EN NEGENTIENDE EEUW Zoals hiervoor reeds opgemerkt kwamen sinds het einde van de zeventien de eeuw nieuwe meubelvormen in zwang zoals het kruisvoetkabinet en het kabinet, nieuwe typen stoelen en tafels etc.Een belangrijke factor was de invloed vanuit Frankrijk, mede als gevolg van de vestiging van Hugenoten. Behalve in die zeldzame gevallen waarin een wapen of een ander kenmerk een mogelijkheid tot identificatie biedt, kunnen deze typen meubelen bin nen het geheel van de Nederlandse kunstnijverheid niet naar regio worden gedetermineerd. Dat ook de fraaie patriciërshuizen in Zeeland naar de nieuwe smaak wer den gemeubileerd bewijzen de vele boedelinventarissen die uit de achttien de eeuw zijn overgeleverd. Zo meldt de boedelinventaris van Sara du Buisson, weduwe van J.H.G.Schorer, overleden in 1761 in het pand thans Koepoortstraat 6 te Middelburg, vele porseleinkabinetten met glasramen, kabinetten, 'oostin- dische verlakte' kabinetten, tafels met verguld gebeeldhouwde voet en vele andere soorten meubelen4). Slechts waar meubelen in openbaar bezit bleven is een toeschrijving aan lo cale schrijnwerkers mogelijk, zoals bijvoorbeeld in het geval van de stoelen in 1780 door Jacobus Pietersen te Middelburg voor de Statenzaal geleverd, en thans nog aanwezig in de vergaderzaal van het college van Gedeputeerde Staten van Zeeland5). In deze gevallen betreft het meestal vrij sober meubi lair zodat er nauwelijks aanknopingspunten voor verdere determinatie zijn. Van het Louis XVI meubilair staat het type muurkastje met trapeziumvor mige plattegrond en jalouziesluiting als 'Zeeuws' bekend. Zeker bij een zo veel recenter meubel hoeft men de juistheid van een dergelijke traditionele benaming niet in twijfel te trekken, maar de waarde daarvan blijft beperkt tot deze specifieke verschijningsvorm. Noch de stijlkenmerken, noch de ja louziesluiting zijn als specifiek locale kenmerken te beschouwen. We kun nen slechts concluderen dat in deze tijd nog een meubelmakerskunst van behoorlijk niveau bestond in Zeeland. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1984 | | pagina 44