Zo valt het Nederlandse meubel voor de gehele achttiende eeuw nauwelijks
regionaal te determineren.
Andere takken van kunstnijverheid geven een zelfde beeld te zien als voor
de zeventiende eeuw. De zilversmeedkunst beleefde in de achttiende eeuw
een grote bloei en dit werk is dank zij de aanwezigheid van meestertekens
en jaarletters nauwkeurig te determineren6).
Een regionale uurwerkmakerij van enige omvang is er ook in de achttiende
eeuw niet geweest. In boedelinventarissen vindt men nogal eens een 'En
gels staand horloge' vermeld, zodat wellicht import van de relatief goedko
pe Engelse uurwerken daarvan de oorzaak is geweest.
Nog meer dan in de zeventiende eeuw was Chinees en Japans porselein in de
achttiende eeuw gemeengoed. De boedelinventarissen maken gewag van
grote hoeveelheden porselein op schoorstenen, buffetten, kabinetten en in
glazenkasten.
Voor de vaste interieuronderdelen bieden de archivalia wat meer houvast.
In de eerste helft van de achttiende eeuw was te Middelburg de beeldhou
wer Gerard de Grendel werkzaam. Hij genoot een zodanige reputatie dat
zelfs enige ontwerpen voor schoorstenen van zijn hand werden gepubli
ceerd7). In 1747 leverde hij fraai snijwerk voor het orgel van de Lutherse
Kerk te Middelburg en fraaie betimmeringen als bijvoorbeeld de trap in het
pand Lange Noordstraat 39 te Middelburg en de betimmering van de tuin
kamer in het pand Gortstraat 30 te Middelburg mogen aan hem worden toe
geschreven. Voor beeldhouwers bleef in de steden waar een voortdurend
proces van vervanging van topgevels door lijstgevels met bijbehorende or
namentiek gaande was, voortdurend emplooi. We zien dan ook steeds
beeldhouwers aanwezig bijvoorbeeld Hendrik van Diest in de tweede helft
van de achttiende eeuw te Middelburg of Anthonie de Vleeshouwer te Vlis-
singen. Voor belangrijke opdrachten deed men echter liever een beroep op
elders gevestigde kunstenaars, zoals bijvoorbeeld J.P.Baurscheit te Ant
werpen die niet alleen vele woonhuizen voor Zeeuwse patriciërs ontwierp,
maar ook betrokken was bij het detailleren van interieurs, zoals uit zijn re
keningboeken blijkt.
Stucwerk vond in de loop van de achttiende eeuw steeds meer toepassing
zodat stucwerkers zich ook ter plaatse konden vestigenDe Zeeuwse steden
werden in de achttiende eeuw bediend door onder andere Antonio Giove-
ni, Josef Soldati en Jacob Montani.
Voor wandbeschildering lag de zaak al weer anders. Aart Schouman, be
kend door zijn fraaie vogelschilderingen, was gevestigd te Dordrecht en
"grauwtjes' betrok men van M.J. Geeraerts te Antwerpen. Voor wandbe-
kledingen gebruikte men Silezisch Damast, Saksisch Morijn of Chinees sa
tijn.
De negentiende eeuw geeft voor de meubelkunst een zelfde beeld te zien.
Enerzijds bewijzen gesigneerde objecten als bijvoorbeeld de secretaire-or
gels gebouwd door de Middelburgse orgelmaker Frederik van der Weele
(1752-1840) dat ter plaatse een meubelmakerskunst van behoorlijk niveau
bestond, anderzijds is buiten deze gesigneerde objecten geen enkel meubel
25