burg, thans in het Zeeuws Museum voor zover in de loop van de tijd niet uit bruiklenen in openbare gebouwen ontvreemd of ingeruild voor 'echt Zeeuwse' kunstwerken. Wij zien hier een parallel tussen de particulier en de instelling als verzamelaar, een aanschafbeleid naar eigen(tijdse) smaak, niet alles van het hoogste gehalte maar wel geheel in de traditie van het kunstbezit in Zeeland in de loop van de eeuwen. Hoewel slechts een oppervlakkige behandeling mogelijk was zal uit het bo venstaande toch duidelijk zijn dat er sinds de zeventiende eeuw in Zeeland een belangrijk regionaal kunstbezit is geweest van overwegend Zuidneder landse en Noordnederlandse meesters met een slechts zeer bescheiden in breng van regionale kunstenaars. MUZIEKINSTRUMENTEN Voor de zeventiende eeuw zijn zeer weinig gegevens over het bezit van mu ziekinstrumenten beschikbaar; voor de achttiende eeuw daarentegen rela tief veel, aangezien zij in deze tijd meestal via boekenveilingen werden ver kocht en ook regelmatig per advertentie in de Middelburgsche Courant werden aangeboden. Gezien de lange levensduur van de instrumenten kun nen met deze gegevens uit de achttiende eeuw ook globale conclusies voor de zeventiende eeuw worden getrokken. Een van de meest opvallende feiten is het nagenoeg ontbreken van plaatse lijke clavecimbelbouwers. In 1593 vestigden de Antwerpse clavecimbelma- kers Johannes en Lodewijk Grouwels zich te Middelburg. Van de hand van de laatste bleef een dubbel virginaal in het Metropolitan Museum of Art te New York bewaard14). Geheel aan het einde van het tijdvak van het clave - cimbel vinden we nog een tweeklaviers-clavecimbel van de Middelburgse instrumentmaker Frederik van der Weele vermeld in een veilingcatalo gus15). Voor het overige vinden we een overvloed van instrumenten van de Antwerpse bouwers Ruckers, Couchet, en Dulcken vermeld en af en toe eens een Hollandse bouwer als Jacob Cool. Ook hier blijkt de grote invloed van AntwerpenTegen de clavecimbels van de familie Ruckers, die op gro te schaal werden vervaardigd en van hoge kwaliteit waren, kon geen plaat selijk bouwer het opnemen. Anders lag het met de huisorgels. Een huisorgelcultuur bestond in de Zui delijke Nederlanden nauwelijks zodat hiervan import geen sprake kon zijn. Tot de vroegste vermeldingen van huisorgels in Zeeland behoren de instru menten gebouwd door de Ratinger orgelmaker Peter Weidtman omstreeks 1742, die merkwaardigerwijze beide bewaard bleven in respectievelijk de Hervormde Kerk te Meliskerke en de Kerk van de Gereformeerde Ge meente te Nieuwdorp. In de tweede helft van de achttiende eeuw was er blijkbaar een zo ruime vraag ontstaan dat orgelbouwers zich ter plaatse konden vestigen: Ludovicus de Backer aan wie het orgel in de Hervormde Kerk te Gapinge kan worden toegeschreven, Frederik van de Weele, Al- bertus van Os, Pieter Moreau etc.. Daarnaast leverden ook Hollandse or gelbouwers huisorgels in Zeeland, onder meer H.H. Hess te Gouda. Deze instrumenten, waarvan helaas weinige bewaard bleven, hadden ook een ei- 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1984 | | pagina 49