gen karakter: een vrij zware registerbezetting, soms met tongwerk en quin- tadeen 8' en een tweede klavier, en uiterlijk minder stringent in het kabinet model gedrongen door het toepassen van pijptorens in het front of soms ge heel met een kerkorgelfront uitgevoerd16). De instrumentmaker Frederik van der Weele zette zijn bedrijf nog tot diep in de negentiende eeuw voort en leverde aan diverse families secretaire-or gels, waarvan een zestal exemplaren bewaard bleef. Als instrument hadden zij een eigen karakter, van een forsere intonatie dan elders te lande gebrui kelijk was, maar als meubel volgen zij geheel dc mode van die dagen door aan te sluiten bij een courant meubeltype. Zoals in het voorgaande reeds opgemerkt, zijn zij als meubel van een goede kwaliteit, maar bezitten zij geen locale stijlkenmerken. Zowel het clavecimbel als het orgel moesten het afleggen tegen het instru ment van de toekomst: de piano-forte. Vooral de Romantiek had behoefte aan dynamiek in plaats van de statische orgel- en clavecimbeltoon. Enge land was reeds sinds het einde van de achttiende eeuw een belangrijke pro ducent van het nieuwe instrument, maar de Franse bezetting verhinderde tot 1813 de uitvoer naar het vasteland van Europa. Aan het begin van de ne gentiende eeuw kon hier te lande dan ook een eigen pianofabricage op bloeien. In veilingcatalogi vinden we met name Amsterdamse instrument- Afb. 12. Bureau-orgel vervaardigd door Frederik van der Weele te Middelburg 1825. Part. bezit.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1984 | | pagina 51