makers vermeld als Cadel, Van der Does, Houtappel, Meijers en Steup, maar ook buitenlandse bouwers als Hoebrechts te Brussel, Rausch te We nen en Erard te Parijs17). Na 1813 kwam de landelijke pianobouw onder druk te staan van de import uit Engeland. Waar deze tak van nijverheid landelijk al weinig kansen had was er voor pianobouwers in de provincies al helemaal geen plaats. Het wekt dan ook geen verwondering dat we, behalve enkele pianofortes van Frederik van der Weele te koop aangeboden in de Middelburgsche Courant en geveild, geen werk van locale pianobouwers vermeld vinden18). Slechts heeft aan het begin van deze eeuw, toen de piano meer gemeengoed werd, enige tijd een pianofabriek van de fa. Mes te Middelburg bestaan. Met uitzondering van de bouw van huisorgels in de tweede helft van de acht tiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw heeft men dus in Zee land muziekinstrumenten steeds van elders betrokken, clavecimbels met name uit Antwerpen, piano's uit geheel Europa. CONCLUSIE In het bovenstaande is getracht een beeld op te roepen van het interieur en zijn onderdelen in het verleden om te kunnen bepalen welke invloeden zich lieten gelden en in hoeverre sprake was van locale tradities. Daaruit is naar voren gekomen dat de locale productie slechts voor een deel in de behoefte aan cultuurgoederen voorzag en dat binnen deze regionale voorziening met uitzondering van de meubelkunst van de eerste helft van de zeventiende eeuw van specifiek plaatselijke kenmerken geen sprake is. We moeten het eigen karakter veeleer zoeken in de combinatie van invloe den die zich in Zeeland als knooppunt van maritieme verbindingen lieten gelden: de invloed vanuit de Zuidelijke Nederlanden, met name Antwer pen, zowel door de migratie aan het begin van de opstand als door de blij vende handelsbetrekkingen, de invloed vanuit Holland, waar Zeeland na 1650 steeds meer op was aangewezen, de handelsbetrekkingen met de lan den van Europa en die met het gebied onder octrooi van de Oost Indische Compagnie. In deze combinatie van invloeden ligt het eigen karakter van de materiële wooncultuur in het gewest in het verleden. Wie een beeld van deze cultuur wil geven in zijn museale doelstelling zal steeds van dit totaalbeeld uit moe ten gaan. Elimineert men wat niet ter plaatse is voortgebracht of niet als zo danig kan worden geïdentificeerd dan geeft men een onvolledig en ver wrongen beeld van het rijke culturele verleden. Chinees en Japans porse lein passen evenzeer in een juiste beeldvorming als een Zeeuwse kast; tradi tioneel bewaarde kunst van niet-Zeeuwse meesters evenzeer als het ter plaatse vervaardigde zilver; van elders betrokken muziekinstrumenten evenzeer als een schilderij van Dirk van Deelen. In de praktijk van het museale beleid, dat zich ten doel stelt een beeld van de cultuur in het verleden te geven, betekent dit in de eerste plaats het behou den van wat aanwezig is en past in het cultuurbeeld zoals dat door studie wordt geanalyseerd. Dan liquideert men niet een kunstverzameling als die van de Teekenacademie in 1902, die representatief was voor de lange tradi- 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1984 | | pagina 52