BOEIEND SLAG MENSEN
Wat in het grijze verleden deze Delta bewoonde moet, als men Van Box-
horn mag geloven, een boeiend slag mensen zijn geweest. Zij waren 'naar
den aard dier tijden onbeschaafd en eenvoudig', maar ook godsdienstig en
zedig 'Hun goedaardigheid, rondheid en opregtheid hebben het spreek
woord goed rond, goed Zeeuwsch door gansch Nederland gangbaar ge
maakt'. Verder waren de Zeeuwen-van-toen verstandig en vernuftig, lief
hebbers en dappere voorstanders van hun vrijheid. Tirion schrijft er nog bij
dat zij in later dagen in het bijzonder hebben uitgeblonken in de zeevaart en
de zeeoorlogen. Dat laatste moet wel kloppen: men kan er zich van overtui
gen in het Zeeuws Museum waarop een serie wandtapijten de strijd van de
Zeeuwen tegen de Spanjaarden voor het nageslacht is vastgelegd. Waren
het niet de Zeeuwse staten die aan het eind van de 16e eeuw opdracht gaven
tot het vervaardigen van die gobelins?
'Goed rond, goed Zeeuwsch', zo beriep Van Boxhorn zich op 'de volks
mond'. Het is de eeuwen door bewaard gebleven, net zo bekend geworden
als het Luctor et EmergoPoldermans nam het over in het Zeeuws Volkslied
(1918). Alleen bracht hij een kleine wijziging aan; het werd 'goed Zeeuws,
goed rond': het moest tenslotte op 'mond' rijmen!
VAN-TAFEL
In het artikel De plaats van het Zeeuws onder de Nederlandse dialecten (Bun
del Akademiedagen, IV, Amsterdam 1951) heeft dr. P.J. Meertens, Zee
land- en Zeeuwenkenner bij uitnemendheid, de theorieën van Van Box-
horn/Tirion van tafel geveegd. Hij schreef: 'Indien het waar was wat vroe
ger wel eens verondersteld is, in een tijd toen men meer fantasie bezat dan
de onze heeft, dat de Zeeuwen hun naam zouden hebben ontleend aan de
Suevi, een volk dat aan de Elbe en de Havel woonde, maar zwerfziek van
aard was, indien de Zeeuwen inderdaad de rechtstreekse afstammelingen
waren van deze Germaanse stam, dan wisten we ook wat meer over het oud
ste Zeeuws. Ongetwijfeld betekent Zeeuwen niets anders dan: de aan de
zeekust wonenden, zoals Zeeland de vertaling is van de partes maritimi
waarvan Tacitus spreekt. En daarmee vervalt de mogelijkheid dat hetzij de
naam van het volk, hetzij die van het land ons enig houvast zouden geven
voor de ethologische afkomst der Zeeuwen'.
Meertens herinnert erin zijn artikel nog aan dat tussen 300 en 800 het groot
ste deel van het toenmalige Zeeland als gevolg van overstromingen onbe
woonbaar is geweest. Eerder, in een artikel getiteld De Zeeuwen in: De Ne
derlandse volkskarakters (1938), had Meertens uit het 'brunettengehalte'
geconcludeerd dat de in Zeeland ingedrongen Friezen zich met de oor
spronkelijke bevolking tot een vrijwel homogeen geheel hadden vermengd.
COMPLEX BEGRIP
Voordat een poging wordt ondernomen tot het geven van een nadere preci
sering van 'de Zeeuwen' is het van belang nog even terug te komen op het
'volkskarakter'. Dat kan het beste gebeuren aan de hand van een citaat uit
een artikel van prof. dr. Paul de Keyser, kenner van o.a. de volkskunde van
Vlaanderen, in het Zeeuws Tijdschrift van juli 1952. Hij schreef daar: 'Zo-
36