51 het Zeeuws levert grotere problemen op. Zij heeft blijkbaar in de Zeeuwse dialecten even weinig sporen nagelaten als de Protestante Salzburgers in West Zeeuwsch-Vlaanderen. Minstens één overtuigend voorbeeld van Westindische taalinvloed vond ik echter bij M.K. Buth in Kroniek 8 (1983), p. 24, waar hij melding maakt van een slootje Iesekepe in de nabijheid van de begraafplaats van Slot Haamste de. Bij nader inzien neigt hij - m.i. terecht - tot in WZD 369, kol. b. vermel de betekenis van iesjekeep, iesekeep: Essequibo. Dit deel van Guyana, dat evenals Suriname lange tijd onder Nederlands bestuur stond, had bepaald geen gezonde luchtgesteldheid, vandaar dat het niet toevallig is dat het slootje bij de begraafplaats van Slot Haamstede Iesekepe genoemd werd. In de Westhoek van Schouwen (en elders in Zeeland) is bovendien de uit drukking bekend: nè (nao) iesjekeep gae, gao(n), doodgaan WZD 369, kol. b.). Het lijdt geen twijfel dat Zeeuwse zeelui en compagniedienaren deze Westindische aardrijkskundige naam naar hun vaderland hebben meegebracht, waarna hij in de Zeeuwse dialecten zijn thans bekende vorm gekregen heeft. Mogelijk moeten we ook voor sukelao(de)chocola(de) ontlening uit West- Indië en het Caraïbische gebied aannemen"). Franck van Wijk, Etymolo gisch Woordenboek der Nederlandsche Taal. Den Haag 1929, p. 102 kol. a geeft namelij k als oorsprong: Mexicaans chocolatl. De hoger genoemde on derstelling wint aan kracht door de mededeling in Encyclopedie I, p. 278 dat de Zeeuwse chocoladefabrieken in de eerste helft van de negentiende eeuw hun cacao rechtstreeks betrokken van Surinaamse plantages die in het bezit waren van bekende Zeeuwen als Aersen van Sommel(s)dijk en Van de Per- re. Blijkbaar heeft dit Westindische leenwoord zich geheel aan het oor spronkelijke Zeeuwse klanksysteem aangepast voor wat betreft de weerga ve van de sj-klank in vreemde woorden door een s. Indien we tegenwoordig deze sj-klank ook als zodanig horen uitspreken, hebben we met latere ver nieuwingen te doen onder invloed van het algemeen Nederlands. Na deze reeds uitgebreide inleiding over Zeeuws taalgoed dat ontleend is aan vreemde volken en culturen, moeten wij ons thans zetten tot de beant woording van de vraag: 'Wat is er echt Zeeuws in de Zeeuwse dialecten?' Het Beleidsplan 1981p. XLVIII noemt als mogelijkheden van de studie op het terrein van de Zeeuwse taal onder andere het onderzoek naar oor sprong, betekenis en gevoelswaarde van woorden in de Zeeuwse dialecten. Als we dit onderzoek uitbreiden met een nadere beschouwing van bepaalde klanken en zinsstructuren in het Zeeuws, dan hebben wij de mogelijkheid antwoorden te vinden op bovenstaande vraag over de drie voornaamste kenmerken van de taalstructuur: klank en uitspraak, woordvorm en woord gebruik en zinsbouw en zinsverband. Vanwege de mij toegemeten ruimte zal ik kort zijn over de twee laatstgenoemde kenmerken van de Zeeuwse taalstructuur. KLANK EN UITSPRAAK Twee Zeeuwse klanken wil ik hier nader in bespreking brengen. In de eerste plaats de ae in woorden als laete, slaepe, taefel met zijn ooste-

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1984 | | pagina 71