psalm van Daovid, vo den opperzangmêêster, op de Gittih.' Deze g zal al
licht overgenomen zijn van het corresponderende woord van de Statenver
taling: Gitthith.
In tegenstelling tot het Schouwse dialect van Brouwershaven toont het Wal-
cherse van Nieuw - en Sint-Joosland evenals dat van oostelijk Zuid-Beve
land (zie WZD 245, kol. a) een duidelijke voorkeur voor de h. Mede in ver
band met het voorkomen van de vermoedelijk zeer oude i in laastgenoemde
regio kunnen we het vermoeden uitspreken, dat ook de als h gearticuleerde
g in het Zeeuws sinds lang is ingeburgerd.
Dit laatste moge blijken uit de twee zestiende-eeuwse bewijsplaatsen hier
voor: het hierboven uit Cornelis Everaert, Spelenp. 186 reeds geciteerde
heveerren, gevaren (volt. deelw.) en het door Meertens 1979, p. 141 in de
ambachtskeur van Hulst van 1553 gevonden Horeelmaeckers, gareelma
kers. Daar Hulst in die tijd deel uitmaakte van het graafschap Vlaanderen,
zouden wij hieruit de conclusie kunnen trekken dat de h-achtige articulatie
van de g in het Zeeuws een van de vele Vlaamse karaktertrekken is. Dit
wordt ten dele bevestigd door Jozef Jacobs, Hef Westvlaamsch van de oud
ste tijden tot heden. (Groningen/Den Haag 1927), p. 10 met de volgende
woordeng vóór ei wordt vaak tot de Nederlandse h met geringer aspiratie
Dat er met de g (en de h) de eeuwen door in het Zeeuws iets aan de hand ge
weest is, bewijzen ook de vaak voorkomende gevallen met hypercorrecte h,
d.w.z. uitspraak en schrijfwijze van h waar die in het algemeen Nederlands
en in de streektaal niet thuishoort, in het bijzonder aan het woordbegin.
Doordat namelijk de h op die plaats als middel tot betekenis- en vormon-
derscheid van de woorden in het Zeeuwse klanksysteem geheel ontbreekt,
heeft de variabel gearticuleerde, meestal als h uitgesproken g die functie
overgenomen.
Het bewustzijn dat de h voor hen een probleem is, heeft bij de Zeeuwen in
verleden en heden die vele gevallen van hypercorrect, dus onjuist gebruik
veroorzaakt, waarvan wij eerder reeds als voorbeeld hairen, aren noem
den. Uit de Memories van Jannes van de Luyster (1829 - 1845) van dr.
P.R.D. Stokvis (in: Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen1980, p. 1 e.v.) tekende ik de volgende
voorbeelden op: houd, oud; houderling, ouderling; Hierseke, Ierseke;
Hardemuijen, Arnemuiden Houwelande, Oudelande; hoefenen, ge-
hoefend, oefenen, geoefend en heten, eten. Van de Luyster was geboren in
Cadzand en woonde van 1817 af jarenlang te Borssele. Mijn naamgenoot
Adriaan de Vin, aan wie ik het vroeg achttiende-eeuwse voorbeeld hairen
ontleende, woonde in het Walcherse Sint-Laurens.
Dit leidt ons tot de gevolgtrekking dat in de achttiende en negentiende eeuw
dergelijke hypercorrecties voornamelijk bij Middenzeeuwse en (West)-
zeeuwsvlaamse dialectsprekers voorkwamen. Reeds eerder heb ik meege
deeld, dat ik voor wat betreft de veertiende en vijftiende eeuw noch in het
Zierikzeese Poortersboek, noch in de schepenbrieven van Schouwen - Dui-
veland, noch in de Rechtsbronnen van ZierikzeeEd. mr. W. Bezemer en
mr. A.S. de Blécourt, Den Haag 1908, voorbeelden van bovengenoemd hy-
56