Inhoudelijk is onze taakstelling weergegeven in het Beleidsplan en in de Lijst van Leemten in het geschied kundig onderzoek over Zeeland dat de secretaris straks zal presenteren.Wat kunnen we zelf hiervan realiseren? In geldmiddelen is onze Werkgroep en zijn ook de andere verenigingen beperkt.Er is genoeg om een eigen huis orgaan en wat afzonderlijke studies uit te geven en lezingen te houden,terwij 1 werkgelegenheidssubsidies de mogelijkheid van administratieve verwerking bieden. Er is een redelijk aanbod van menskracht voor arbeids intensief onderzoek en hier zien we ook goede resul taten als bijvoorbeeld het project tot nasporing van gegevens over oude woonhuizen te Middelburg,veldnamen- onderzoek zoals vele heemkundige kringen ter hand hebben genomen en genealogisch onderzoekEen probleem is echter het aanbod aan vakhistorici.Geschiedkundig onderzoek is gelukkig niet alleen het privilege van geschoolde historicimaar naar gelang de aard van het onderzoek is er toch een zekere voorkennis en scholing vereist.Kwantitatief onderzoek moet in teamverband en onder leiding van bijvoorbeeld een computerdeskundige plaatshebben.Zeeland is relatief slecht bedeeld met personen die zich beroepsmatig met historisch onder zoek kunnen bezighouden.Het aantal formatieplaatsen is gering en helaas is er vanuit het onderwijs weinig belangstelling voor de regionale geschiedenis. De droomwens van een eigen universiteit is sinds het begin van de tachtigjarige oorlog nog niet in ver vulling gegaan en ook de vestiging van de Open Uni versiteit zal in dit opzicht weinig veranderen. De vorming van streekarchieven is na een veelbelo vend begin tot stilstand gekomen zodat ook hier geen uitbreiding van het aantal beroepsmatige historici valt te verwachten. Dat men zich onder dergelijke omstandigheden niet moet forceren behoort tot een van de eerste inzichten van zelfkennis,getuige het door onze Werkgroep in het prille begin van haar bestaan gestarte project 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1984 | | pagina 23