enige bijstelling en/of wijziging.Door het bestuur
van de Stichting werden reeds goede contacten gelegd
met de betrokken Ministeries (VWC, Financiën en
Rijkswaterstaat).Ook hadden gesprekken plaats met de
Provincie en de Gemeente Vlissingen.De Zeeuwse duik-
groepen werden benaderd en op de hoogte gebracht van
het bestaan van de Stichting,waarbij gesprekken plaats
vonden met de besturen van de verenigingen.
Op 3 mei 1984 vond er een bespreking plaats op het
Ministerie van VWC in aanwezigheid van een vertegen
woordiger van de Provincie Zeeland.
Benadrukt werd,dat opgravingen in Nederland altijd
plaatsvinden onder directe verantwoording van een
"opgravende instelling"die op haar beurt particu
lieren (de Stichting) kan inschakelen.
Van gedachten werd gewisseld over de archeologische
vindplaatsen in Zeeland,over de gang van zaken tot
nog toe en over een betere gang van zaken in de toe
komst.
M.b.t.: de waarschuwings- en signaleringsfunctie van
de Stichting,het inventariseren van vindplaatsen en
inschakeling van de Stichting bij verkennend onder
zoek en opgravingen zal in de praktijk een geregeld
kontakt moeten ontstaan tussen de Stichting en het
Minister ie
Door de Monumentenraad (een onpartijdig adviescollege)
werd op 22 mei 1984 een advies uitgebracht aan de
Minister van VWC.De raad is van mening dat de zoge
naamde onderwater-archeologie om reden van bestuur
lijke,culturele en juridische aard zo spoedig moge
lijk dient te worden geregeld.De huidige impasse
m.b.t. de wetgeving hebben de laatste jaren tot on
zekerheden geleid bij alle betrokken partijen.
Toen in 1961 de Monumentenwet tot stand kwam,was de
kwestie van de onderwater-archeologie een zaak van
weinig importantiezodat er op dit gebied weinig
hoefde te worden geregeld.Daarnaast hebben de onder
watersport en het gebruik van zeer geavanceerde
apparatuur voor de localisering van scheepswrakken
28