EEN NIEUW MUSEUMBELEID door W.Weber In 1768 ontstond uit het "Frans leesgezelschap" te Vlissingen een "Genootschap ter bevordering van nuttige Kunsten en Wetenschappen". Het is de geboorte wat wij nu kortweg het "Zeeuwsch Genootschap" noemen. Het was op verzoek van de Staten van Zeeland om het voorvoegsel "Zeeuwsch" aan het genootschap toe te voegen,in de hoop dat men zich minder lokaal zou gaan oriënteren. Dit verzoek is misschien de meest ingrijpende bemoeienis geweest met het "Genootschap" tot in het begin van de twintigste eeuw.Vooral na 1960 is de invloed van de provinciale overheid met name door de toenemende subsidiëring van het museum sterk gegroeid. Op 1 februari van dit jaar passeerde zonder "kleerscheuren" de nota"Provinciaal Museumbeleid" de Zeeuwse Statenvergadering. Hieruit blijkt,dat de Provincie Zeeland de grootste subsidiënt zal gaan worden en daarmee het beleid voor een groot deel zal gaan bepalen. In de zeventiende eeuw was het in West Europa in de betere kringen gebruikelijk kennis over de let teren in Salons over te dragen. In de achttiende eeuw ontstaat een verschuiving naar de natuurwetenschappen.Mede hieruit ontstond het idee van de genootschappen,dat ook bodem vond in de Nederlanden.Al snel ontstond een gezamenlijke collectie,dat onderwerp of resultaat van de weten schapsbeoefening was. Ook bij het "Zeeuwsch Genootschap" werd een collec tie gevormdzoals mineralen,uitheemse planten, munten en penningen en instrumentaria. 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1985 | | pagina 22