Zij overleed tussen 8 april - de dag dat ze haar testament maakte - en 9 juni 1485. In de eerstgenoemde oorkonde werd St-Maartensdijk nog dorp genoemd.In de oorkonden nadien werd steeds van de stad St-Maartensdijk gesproken.(de term smal- stad duidt op het feit dat de stad geen zitting had in de Staten van Zeeland zoals de stad Tholen) Uit deze tijd dateren ook de eerste gevens die op grachten en wallen duiden. Na haar overlijden ontstond onenigheid over de erfenis.Vermoedelijk is het stadje toen slachtoffer geworden van de Hoekse en Kabeljauwse twisten en verwoest door de Hoeksgezinde Jasper van Culemborch, de kleinzoon van Alienora. In de 16de eeuw zal het stadje zich enigzins hebben hersteld.De vele stormvloeden en daarmee gepaard gaande overstromingen lieten St-Maartensdijk in die eeuw niet ongemoeid.In de eerste decennia van de Tachtigjarige Oorlog werd de bevolking zwaar getroffen door de strijd tussen de Geuzen en SpanjaardenIn een request van 1596 wordt zelfs vermeld dat de stad vele jaren niet werd bewoond. In het begin van de 17de eeuw volgde echter her stel. In 1614 had men middelen voor het gieten van een beiaard,die in de kerktoren werd geplaatst en in 1628 kreeg het stadhuis een fraaie trapgevel. St-Maartensdijk is vanouds altijd in het bezit van bijzondere heren geweest.Eerst van leden van het geslacht Van Overbordene. In 1368 kocht Vranck van Borssele 2825 gemeten ambacht in het land van St.Maartensdijk,die na de dood van zijn broeder Florens beschikbaar kwamen. Vranck verwierf ook de verbeurd verklaarde goederen van Pieter Gherontzn. van Overbordene. Hij was het die alle ambachtlenen te St-Maartensdijk in een hand verenigde.Dit Zeeuwse leen kreeg hij in 1374 van de graaf als onversterfelijk leen met de hoge heerlijkheidhetgeen slechts bij uitzondering - 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1985 | | pagina 34