tentoonstellingen en verschenen artiKelen.
FEITEN EN GEVOLGTREKKINGEN.
Een duidelijk gegeven is,dat de Hont of Westerschelde
in het midden van de 16e eeuw de enige,grote scheep
vaartweg naar Antwerpen was geworden.
Een en ander was een gevolg van o.m. de stormvloeden
van 1530-32,die een versnelde verlanding van de
(Ooster-)Schelde-passage bewerkstelligde
Het Staatse bezit van ook de Vlaamse oever van de
Westerschelde zou de grootste zekerheid geven dat
de vaart op Antwerpen veiliggesteld kon worden,indien
deze stad (weer) tot de Noordelijke Nederlanden zou
behoren.Dit bezit was in 1585 nog maar ten dele het
geval.Deze Vlaamse oever,het huidige Zeeuws-Vlaanderen,
was toen wel voor een groot gedeelte geïnundeerd
(ook als Antwerpen in 1585 niet gevallen was zou dit
het geval geweest zijn).Indien het niet in de bedoe
ling had gelegen Antwerpen te heroveren,had men ook
op andere wijze de scheepvaart kunnen verhinderen.
Het bezit van deze Vlaamse oever zou daartoe echter
ook dan de grootste zekerheid kunnen geven.
Daarnaast speelde ook duidelijk dat men door dit
bezit,de strijd buiten het eigen gebied (Zeeland)
zou kunnen houden.Deze militaire buffer-bolwerkfunc-
tie voor Zeeland en de Generaliteit bleef bestaan
tot de Franse Tijd.Ook in 1814, 1830, 1919 en tot
op de huidige dag is gebleken dat Nederland,door het
bezit van Zeeuws-Vlaanderen,duidelijk eisen kan stel
len met betrekking tot het wel en wee van de
Westerschelde
Dat het door de vijand bezetten van één punt op een
van de oevers van de Scheldemond reeds de nodige
belemmering voor de scheepvaart teweeg' kon brengen,
hadden Antwerpen,Gent en Brugge en ook de Spanjaarden
ondervonden toen in april 1572 Vlissingen in de
handen van de Geuzen viel.Zo moest de hertog van
Medina-Celi (die Alva had moeten opvolgen) ervaren
37