Wanneer? In de bezettingstijd? De Duitse benaming Puff? Het lijkt ons in elk geval geen Zeeuws dialectwoord. Dhr.W.J.Visser(Sls) meende,dat met de schuiftaolen misschien een suuf- meulen bedoeld wordt,of snuiflnolen.Hij geeft daarvan een uitvoerige beschrijving,die we later ook zullen doorgeven. Hartelijk dank aan allen,die op de gestelde vragen reageerdenook op die over het fooienstelsel. Vooral mevr.M.Verkruysse-Herrebout(Gde) gaf een duidelijke,uitvoerige uit eenzetting. Van de op blz.55 in Nehalennia 60 genoemde benamingenwas staertjesgeld voor de meid,bij verkoop van biggen,omstreeks 1920 een dub beltje, later een kwartje. handgeld was voor het voorleiden van een koe;een gulden. - Altergeld.als de knecht een paard heen en weer bracht voor de verkoop hiervoor kreeg men een rijksdaalder. Uutriegeld of uutleigeld genoemd, was volgens A.Slager(Hsd) een kwestie van kwartjes. Volgens M.J.Geuze(Ha) sprak men van aflanggeld bij voorleiding van rundvee en uutriegeld,als het paarden betrof. Hoe heette het in de andere regio's? Dat is ons nog niet duidelijk: anbrienggeldof aflanggeldpaer(d)egeld, of nog anders? Volgens W.Janse (Dob)werd touwgeld betaald voor het halstertouw,bij leve ring van vee.Op koopdagen werd daar een fooi bijgerekend voor het opste ken of voorbrengen van materiaal en vee (ong. een rijksdaalder) Bij het afknippen van de lange staartharen van de paarden mochten vrijwel overal de knechts de opbrengst daarvan houden. Noemde men dat altijd staertgeld? Als er visite kwam,werd wel een fooi aan de meid gegeven bij het weggaan- 'n visitefooi,en kwam er bezoek met paard en gerij,dan moest de knecht het paard afspannen,in de stal verzorgen en later weer inspannen. Hij kreeg dan volgens de meesten stalgeld Volgens P.Lodder(Smd) was stalgeld niet een fooi,maar: vergoeding voor het verzurgen van aoremans vêê in je eige stal. Het voddegeld was overal voor de meid,ook in de burgerdienstenen extra fooien waren er soms op de Nieuwjaarsdag of met Kerstmis,en bij begrafe nissen. Alle informatie over deze oude gebruiken is op het secretariaat zeer welkom,ook over de huur en huurperiodeen de vrije tijd van de meiden en knechtszoveel mogelijk met dialectbenamingen! Werd bij U ook in de oogsttijd een wilgetak op het laatste voer schoven gezet,en bij thuiskomst op 't hek van de boerderij,om te laten zien,dat de oogst binnen was? Noemde U dat ook: de meie op't leste voer zette(n) en: de meie op't 'ekken zette(n)? Tenslotte nog: is de zegswijze mee'n duizend'ehhe of eegde slechte(n) bekend in deze betekenis: eggen,terwijl de tanden van de eg achterwaarts, i.p.v. voorwaarts gericht waren? Kermis'ouwe(n) of martouwe (n) was vroeger voor velen een belangrijke gebeurtenisEr zijn een aantal uitdrukkingen rond kermisvieren,zoals: 'n kermisgang(k)is 'n bilslag waord (of waerd); en 't Sa di dae kèrre- messouwe(n) (het zal er spannen),of 't Was t'r wêêr kèrremis. Welke zegswijzen in dialect kent U nog,die aan het kermis vieren zijn ontleend?Welke rijmpjes of versjes? 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1986 | | pagina 59