De paarden spuwden vuur uit hun neusgaten en hadden ogen als vurige karbonkels.Op de bok zat een duivel en in de wagen,die bij winternacht van het kerkhof kwam gereden,zo zeiden "ze" volgens Rosalie,zaten de zielen die naar het vagevuur werden gebracht. Als je de wagen hoorde komen,moest je rap zijn om 'm te zien,want als een vurige schim vloog hij de dijk langs,en was verdwenen. In het door J.R.W Sinninghe samengestelde trefwoord artikel "volksverhalen" in de Encyclopedie van Zeeland (dl. IIIMiddelburg 1984) compileert Sinninghe zijn eigen en De Vries gegevens aldus: "Als in voor- en najaar in donkere nachten met veel gedruis de trekvogels in de lucht voorbij suizen,denkt men dat de hellewagen de geesten der gestorvenen,die slecht geleefd hebben,naar de hel voert:in Westdorpe spreekt men van de vurige wagen en in Axel van de ijzeren wagen". Hier wordt drastisch een loopje met de werkelijk heid genomen.Het gebruik van de onvoltooid tegen woordige tijd suggereert dat er nog in 1984 in Axel en Westdorpe verhalen de ronde doen over een ijzeren of vurige wagen,terwijl door het gebruik van "men" enkele geïsoleerde bronnen tot spreek buis van het "volk",wat dat dan ook mag wezen, worden gemaakt. Dit euvel is eigen aan veel populariserende volks kunde Meertens(12) schreef in 1933 dat "men" 's nachts met een ijselijk lawaai de hellewagen door de lucht en ook wel over de begane grond hoort rijden, waarmee de Satan een van zijn trawanten naar zijn "helsche rijk" voert. Comprimering van het materiaal geeft vaak een al te wijd perspectief. De twee aangehaalde zegspersonen uit Terneuzen en 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1986 | | pagina 9