DE DOLEANTIE IN SEROOSKERKE door A.Pr insen In het Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk kreeg die kerk in 1816 een Synode opgelegd en werd ze onder besturen geplaatst,die van de Koning afhankelijk waren. Al snel rees er verzet tegen deze "voogdij" van staatswegetegen deze onkerkelijke manier van in voeren van het reglement en tegen de grote bestuur lijke bevoegdheden van de Synode. Gebaseerd op dit Algemeen Reglement ontstonden een aantal speciale reglementen,die,doordat ze voor tweeërlei uitleg vatbaar waren,aanleiding gaven tot leervrijheid en leerafwijkingen Zo kon het reglement op het kerkelijk examen al dus worden uitgelegd dat iedere kandidaat-predikant zelf uit kon maken wat in de belijdenis wel en wat niet in overeenstemming was met de Schrift. En wanneer een kerkeraad,die alles wilde weren wat inging tegen de belijdeniseen aannemeling weiger de,kon die aannemeling vervolgens belijdenis doen bij een vrijzinniger predikant om daarna,onder overlegging van zijn attestatiebij zijn eigen kerkeraad als lidmaat ingeschreven te worden. Die kerkeraad kon hem dan niet meer weigeren.(1) Tegen dit stellen van menselijke regels en bepa lingen boven Gods Woord richtte zich het verzet. Dit verzet uitte zich meestal het eerst in het niet laten zingen van het verplichte gezang uit de zangbundel die door de Synode was ingevoerd. De eerste ontevredenen scheidden zich na 1834 van de Hervormde Kerk af. Deze Afgescheidenen vormden in 1869 de Christelijk Gereformeerde Kerk. Een tweede groep ontevredenen verliet in 1887 en de jaren daarna de Hervormde Kerk. 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1986 | | pagina 5