Zij voelden zich als kerkelijke gemeenschap in hun
vrijheid van bewegen beperkt tengevolge van de tus
senkomst van de overheid.Zij meenden dat zij binnen
de Hervormde Kerk onder het "synodale juk",niet
langer trouw konden zijn aan hun God en gehoorzaam
aan Zijn bevel.De overheid belette hun dat.(2)
Vandaar dat zij zich "dolerenden" noemden,verstoken
van wat hun rechtens toekwam.Zij keerden terug tot
de kerkorde van Dordt (1618/1619) en namen de oude
naam weer aan: Nederduits Gereformeerde Kerken.
Overleg tussen de synodes van de Christelijk
Gereformeerde Kerk en de Nederduits Gereformeerde
Kerkenleidde tot de samenvoeging van beide genoot
schappen op 17 juni 1892 onder de naam Gereformeerde
Kerken in NederlandPlaatselijk moest deze samen
voeging haar tijd hebben en bleef de verschillende
afkomst (afgescheidenen en dolerenden) nog lang
met de letters A en B aangeduid.
Ook in Serooskerke vond een afscheiding plaats.
Het getal afgescheidenen was in het begin echter
zo gering dat zij zich aansloten bij de kerkelijke
gemeente van Middelburq.
In 1863 stichtten zij een houten vergaderlokaal in
Serooskerke zelf,in mei 1864 volgde de institutie
en tenslotte in 1866 de eerste predikant,
Daniël de Pree.(3)
In de notulen van de vergaderingen van de kerke-
raad der Hervormde Gemeente vinden we nog meer
tekenen van die anti-synodale houding terug.
Tekenen dus die wijzen op afkeer van de Synode en
voorkeur voor de rechtzinnige opvattingen.
Tijdens de vergadering van 13 november 1885 houdt
Ds. Peter een warm pleidooi voor het bestemmen van
collectegelden voor "christelijke doeleinden",
waaronder de Vrije Universiteit,omdat het noodza
kelijk is,zo zegt hij,"een dam op te werpen tegen
het ongeloof onzer dagen en ook tegen dat geven en
nemen der Ethisch Irenischen onzer dagen".(4)
4