Na de hevige storm van 7 April gebeurde de dijkval
op 9 April omstreeks 11^ uur in de voormiddag.
De schaapherder Schouwenaar,die langs de dijk de
schapen graasde,constateerde het wegvallen van de
onderberm der zeedijk op ongeveer 250 meter van
het Goesche Sas.
Door deze werd direct tijding gedaan aan de
Waterbouwkundige van den Broeke ,die direct aan de
Dijkgraaf Minderhoud melding van het gebeurde deed.
Deze was voor zaken per auto naar Middelburg dus
werd hij dadelijk geseind van het voorgevallene.
Hij was spoedig ter plaatse aanwezig.
Dadelijk zijn mij,in kwaliteit als gezworene,alle
arbeiders naar huis gestuurd,om de nodige gereed
schappen,om na het eten direct naar de plaats des
onheils te komen om daarmede de nodige voorzorgs
maatregelen mede te kunnen beginnen.Ook waren reeds
de arbeiders van de andere hoeven gewaarschuwd om
te worden te werk gesteld,en is toen begonnen de
doorzetten in de havendijk met zandzakken vol te
leggen,en ook de opening bij de sluisdeuren de dij
ken met elkaar te verbinden.
Ook is met de knechts dadelijk begonnen het vee en
paarden en veulens naar de overkant van de haven
over te brengen.Ook hebben daarbij de bij ons in
practijk zijnde studenten kranig geholpen.
Intussen viel de dijk steeds meer weg,zodat we
half de middag geprobeerd hebben om een ringdijk
op te werpen voor het ingevallen gat van de dijk.
Toch konden we niet voorkomen het water te stuiten
wat omstreeks half zes over de opgeworpen dam heen
spoelde den polder in,zodat ons gedane werk tever
geefs was,en vele zandzakken verloren gingen in den
stroom.Gelukkig kwam het water niet erg hoog,zodat
door het eerste getij het water niet verder kwam
dan kavel 60 en bleven de kavels 58/59 en 74 nog
droog.Dus stonden we voor een beroerd geval,en was
12