betrekkelijk jonge tak der wetenschap,maar ook het onderwerp zelf is pas bekend sedert de laatste tien jaar.Hoewel er vanaf het einde van de negentiende eeuw regelmatig enkele - soms letterlijk - boven water kwamen,o.a. uit de Seine en de Theems,is de grote hoeveelheid van deze voorwerpen die nu bekend is nog maar van de laatste tijd.Dit komt door de ontwikkeling van de metaaldetektor en het bereik baar worden hiervan voor vele personen.Daarbij komt dat na de tweede wereldoorlog grote delen van de middeleeuwse stadskernen op de schop gegaan zijn t.b.v. saneringen en stadsuitbreiding.Door het gebruik van metaaldetektoren kunnen deze voorwerp jes die door hun kleur nauwelijks van hun omgeving te onderscheiden zijn eenvoudiger gevonden worden. Dit laatste geldt alleen als aan de juiste voorwaarden voor conservering voldaan is. Deze zijn ondermeervochtige aardlagen onder de grondwaterspiegel en dus afgesloten van zuurstof. Dit betekent in de praktijk dat alleen op grote diepte tinnen voorwerpen kunnen overleven. Die condities gelden dus met name voor het westen van ons land en de rivierbeddingen.Wanneer deze kwetsbare voorwerpen uit hun milieu gehaald zijn,is snelle conservering noodzakelijk om verpulvering door temperatuursverschillen en uitdrogen te voor komen.De talrijke verdronken nederzettingen in Zeeland spelen wat vindplaatsen betreft een unieke rol.Het natte milieu schept nu eenmaal bij uitstek de voorwaarden die voor het behoud noodzakelijk zijn. De hoeveelheid religieuze en profane voorwerpen van tin die de laatste tien jaar van deze vindplaatsen geborgen isomvat inmiddels al honderden stuks. Bovendien speelt hier ook het tijdvak van ondergang een niet onbelangrijke rol.Dit valt voor de meeste plaatsen rond 1530,waarna het gebruik van tiinnen broches sterk terugloopt om plaats te maken voor allerlei koperen broches en hangers.Het aantal 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1986 | | pagina 5