De sleper werd in hoofdzaak gebruikt om kluiten fijn te wrijven,om zodoende een fijn en effen zaaibed te verkrijgen.Dit was dus een werk vóór het zaaien van fijnzadige gewassen zoals bieten,vlas, papavers e.d. De sleper werd getrokken door een span paarden. De knecht stond op de sleper beurtelings steunend op linker- en rechterbeen,om zodoende een slingerende beweging te krijgen ter verhoging van het wrijvend effect.Met zijn rechterhand mende hij de paarden en met de linker had hij het touwtje vast,dat vanach ter aan de sleper was bevestigd,om de sleper al slepende op te lichten,om bijv. grote kluiten welke zich niet klein lieten maken van onder de sleper weg te krijgen.Grote kluiten onder een'sleper lieten nl. sporen na in de vorm van geultjes en dat moest niet. Het was een eer voor de knecht,om niet alleen kaarsrecht werk te leveren,maar ook zo egaal mogelijk. Voor het zaaiklaar maken van het bietenland werd er geslecht en ge sleept. Bij erg drogend weer werd er maar een kleine oppervlakte op voorraad geslecht; met het slepen kon dan niet te lang worden ge wacht, omdat anders de vochtige kluiten zouden opdrogen tot harde kluiten die moeilijk kapot te krijgen zouden zijn. Op Noord-Beveland werd de sleper dus niet gebruikt om bezaaide grond te effenen,maar vóórdat er werd gezaaid. Een enkele keer werd de sleper mi het zaaien gebruikt.Ik heb het echter nooit gedaan,Van een oud-collega boerenknecht vernam ik dat hij een omgekeerde sleper,dus met het latje op de grond,ge zaaide of geplante bonen uitsleepte.Men sleepte dan z.g. op het latje.Dit vereiste minder trekkracht en de sleper werd dan door één paard getrokken. Volgens dhr.P.Ovaa(Osb) is een sleepbord met tanden,en een sleep- deur zonder tanden. Op Goeree-Overflakkee is de sleper goed bekend om de te bezaaien grond te effenen. Dhr.M.Dieleman(LvA) schrijft: Mijn grootvader zaaide nog uit de hand met een zaaikleedDan moest het ingeslecht worden(het bewer ken met de eg heette slecht'n).Omdat het zaad niet te diep zou ko men gebruikte men de eg achterste voren,zodat de tanden schuin naar achteren stonden.Afhankelijk van de grond,ging men er dan met de rolleblok over. Toen men later zaaimachines gebruikte was het in- slechten niet meer nodig,maar wel het gebruik van de rolleblok. Bleken er toch teveel kluiten te liggen,dan kon men,zonder schade te doen aan het gezaaide,er nog eens overgaan met de kittienkeegde (ketting-egge). Volgens dhrJ.J.Sinke(Rll) noemt men de duizend-egge in zijn dialekt 'n deuzende-eieEn als het paard een stapje terug moet zegt men "Eus op". Mevr.M.Verkruysse-Herrebout(Bks) houdt het op de grote dertien- balksegge. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1987 | | pagina 25