Tot nu toe heeft het WVD zo'n 30 vragenlijsten over landbouwwoor-
denschat verspreid en zijn er al twee afleveringen over dat onder
werp verschenen, Afl. 1 Akkerland en Weiland (1979) Afl. 2
Behuizing (1985) (over boerenhuis.stallenschuren,bergruimten en
bakhuis).Een derde,over het boerenerfwordt momenteel persklaar ge
maakt.
Van meet af aan zag de redactie in dat de verzameling van de andere
vaktalen niet kon worden uitgesteld tot de agrarische woordenschat
helemaal zou zijn opgevraagd.Van veel oude beroepen zijn immers nog
maar enkele beoefenaars overgebleven.Vandaar dat reeds in 1975 be
gonnen werd met de voorbereiding van de enquête naar de zgn. "niet-
agrarische vaktalen".
2.De bronnen van het WVD
De materiaalverzameling van het WVD valt uiteen in twee blokken.
- Eerst is er het zgn. "vreemd materiaal".Daaronder valt alles wat
sinds 1880 aan Vlaamse dialectwoorden verzameld is,of dat nu ge
publiceerd is in woordenboeken.studies en artikelen,dan wel onge
publiceerd in het een of ander archief wordt bewaard (vragenlijs
ten rondgestuurd vanuit de dialectologische instituten van Leuven,
Luik,Amsterdam,studentenscripties over dialectwoordenschatband
jes van vrije gesprekken met dialectsprekersprivé-verzamelingen
van dialectwoorden e.d.m.).
Waarom gaan we precies tot 1880 in de tijd terug?
Omdat we op die manier chronologisch aansluiten bij de bestaande
dialectwoordenboeken.Van de belangrijkste daarvan werd de materi
aalverzameling omstreeks 1880 voltooid.
Voor de landbouwwoordenschat is de aanleg van zo'n woordarchief
uit bestaande bronnen zo goed als voltooid; het omvat 250.000
fiches
- Hoe indrukwekkend die oogst ook mag lijken.de hoofdbrok van het
materiaal moet toch via de eigen vragenlijsten van het WVD bij
een worden gebracht.Net zoals de Zeeuwsche Vereeniging destijds
voor haar woordenboek deedorganiseert de redactie van het WVD
een grootscheepse enquête,waaraan vrijwilligers uit alle hoeken
van het Vlaamse land hun medewerking verlenen.
Voor de landbouwwoordenschat b.v. beschikken we over een net van
zo'n 200 vaste plaatselijke correspondenten,die op geregelde tijd
stippen een vragenlijst toegestuurd krijgen en die samen met een
zegspersoon invullen.
Voor de niet-agrarische terminologieën,die doorgaans in één of
hoogstens een paar vragenlijsten worden opgevraagdmoet per vak
gebied een medewerkersnet worden opgebouwd.Vaak kost het heel wat
inspanningen om de betreffende beroepslui op het spoor te komen.
Bovendien zijn die beroepen technisch nogal ingewikkeldwat maakt
dat ze meer mondeling enquêtewerk vergen van de redactieleden
zelf.Je moet als het ware eerst het beroep aanleren voor je er
6