U ziet op de prent een scheepswerfwaar men de kiel heeft gelegd
voor de bouw van een oorlogsschip.Het verschil tussen oorlogssche
pen en grote gewapende koopvaarders,zoals de Oostindiëvaarders,
was in dietijd meestal niet erg groot.
Voor de helling werd altijd een ruim,licht hellend terrein aan het
water gekozen.Hierop werd een bedding van zware planken gelegd,
waarop men de stapelblokken plaatste.De kiel,voor grote schepen be
staande uit verschillende aaneengevoegde balken,werd meestal hol
gestapeld: dat betekent dat de balk krom was en de uiteinden om
hoog kwamen.Dit deed men om het doorzakken van het schip tegen te
gaan.De schepen van die tijd waren namelijk voor en achter veel
hoger en dus zwaarderterwijl het onderwaterschip op die plaatsen
juist ranker was en dus minder drijfvermogen had.Als een schip door
zakte, kon de kiel breken.Dit verschijnsel noemde men de katterug
Om de katterug tegen te gaan,stapelde men de kiel dus hol.Daarna
werden voor- en achtersteven opgericht en aan de kiel vastgemaakt,
en samen vormde dit geheel de ruggegraat van het schip.
In Nederland werd het schip met de voorsteven naar de waterkant toe
gebouwd.In andere landen liet men de schepen achterwaarts te water,
maar in de ondiepe Nederlandse wateren zou het smalle achterschip
te diep wegzakkenzodat men voor de andere methode koos.
Het oprichten van de stevens behoorde naar oud gebruik door ste
vensbier of stevenswijn "eens helder afgespoeld te worden".
In de kiel en stevens hakte de meestertimmerman vervolgens per
soonlijk en "naar het oog van de meester" de sponning:dit is de
geul waarin de onderste huidplanken passen.De onderste huidgangen
zijn reeds tegen de kiel aangebracht.Niet altijd en overal ge
beurde dat in deze volgorde.Volgens de meeste geschreven bronnen
werden eerst enkele spanten of ribben van het schip geplaatst,
daarna pas de onderste huidplanken.Zoals de volgende prent aan
geeft waren er ook andere methodes.Bij het achterschip zien we
daar al de eerste vormen van spiegel en hek staan.
Nu ging men over tot het plaatsen van de spanten van oprichting.
Men begon met het grootspanthet breedste van het schip,iets vóór
het midden.Dan volgden enkele spanten tussen grootspant en de ste
vens, waarna men hieromheen dunne latjessenten of strooklatten tim
merde, die de gehele vorm van de romp reeds aangaven.Daarna vulde
men de romp met spanten van opvulling tot een dicht houten karkas,
waarin de poorten werden aangebrachtEen spant werd uit verschillen
de delen samengesteld.Rond het schip werd ook een stelling gebouwd
om het in de hoogte te kunnen afwerken.
Binnenin werd het schip gewegerd met planken tegen de spanten,het
zaadhout (een soort binnenkiel op de spanten) en de dekken.
Dit schip is een tweedekkerwant het heeft 2 doorlopende dekken.
Onderin het schip kon nog een kort dek zijn aangebrachthet zoge
naamde koebrugdek,en boven had men achter het halfdek met daarbo
ven de bovenkampanje, voor het bakdek en helemaal vooraan het
8