Wanneer de admiraliteit geld tekort kwam - en dat was eigenlijk bij na altijd het geval - dan was de afrekening van de kostpenningen één van de eerste dingen die op de lange baan werden geschoven. Er konden wel jaren overheen gaan voordat de kapitein zijn geld eindelijk kreeg.De meeste kapiteins hadden dan ook altijd wel onbe taalde ordonnantiën op zak en schulden bij hun leveranciers. Indezetijd was het zelfs zover gekomen.dat het voorkwam ,dat kapi teins een nieuw commando weigerden omdat zij niet voldoende geld of crediet hadden om bij de leveranciers hun inkopen te doen. Conclusie In principe lijkt de équipage goed geregeld;équipage-meesters zorg den voor de schepen,kapitein en monstercommissarissen voor de be manning terwijl het bestuur toezicht hield. In de praktijk werd het voor de admiraliteit echter steeds moeilij ker haar werk goed te doen als gevolg van de voortdurend groeiende financiële problemen.Dat was een kwestie waar alle admiraliteiten mee kampten,maar die van Zeeland was extra kwetsbaar omdat zij voor bijna de helft van haar inkomsten afhankelijk was van de landpro vincies. Van 1689/93 waren de tekorten van deze kant al opgelopen tot een bedrag van 1.500.000.Resultaat was een vrijwel voortdurend tekort aan contanten en steeds groeiende achterstanden in bepaalde beta lingen.De équipages verliepen in 169A meestal nog min of meer op tijd,maar de nieuwbouw lag stil,terwijl het hout hiervoor lag te verrotten.In 1694 werd men genoodzaakt betalingen aan leveran ciers voortaan pas het volgend jaar te doen.Werklieden in de havens legden regelmatig het werk neer omdat zij niet op tijd werden be taald. Kapiteins in Engeland zaten voortdurend zonder geld omdat hun wisselbrieven niet werden betaald en het kwam herhaaldelijk voor dat schepen uit Zeeland alleen dankzij de hulp van andere admirali teiten,m.n. die van Amsterdam,herbevoorraad konden worden. 2.De overwintering in Cadiz 1694/95. Toen de drie linieschependie zich bij de geallieerde vloot zouden voegen.erna mei 1694 vertrokken,wist nog niemand dat het tot het einde va.. 1695 zou duren voor men weer terug zou komen. Het beskuit om de vloot in de winter in Spanje te laten,werd in feite zeer plotseling door Willem III genomen in de maand augustus 1694.De vloot was zelfs al op de weg terug toen men op 14 september bericht kreeg te moeten blijven.Erger was,dat de admiraliteiten pas half oktober op de hoogte werden gebracht en eerst dan konden begin nen met het nemen van de nodige maatregelen om de schepen in Spanje van nieuwe voorraden te voorzien,dan wel crediet te kunnen verzor gen voor het doen van inkopen ter plaatse.Probleem was natuur lijk,wie voor dit alles zou gaan betalen.Het zou geen eenvoudige zaak zijn van de Staten-Generaal toestemming tot aanvullende gel den te krijgen en als die toestemming er was,bleef de vraag,

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1987 | | pagina 24