hoeveel hiervan de admiraliteiten uiteindelijk zouden ontvangen.
Gelukkig slaagde men erin Spanje zover te krijgen,dat dit land de
kosten van de overwintering voor de periode van 10 oktober 1694 tot
10 april 1695 op zich zou nemen.Een officieel akkoordwaarin dit
alles was geregeld,werd op 13 november 1694 te Madrid getekend.
Hierin nam Spanje zich voor,voor deze zes maanden een bedrag van
360.000,= per maand te betalen.
Deze betaling zou deels in geld,deels in victualiën plaatsvinden.
De gelden zouden over verschillende admiraliteiten verdeeld worden
naar verhouding van het aantal manschappen dat van ieder bij de
vloot aanwezig was.
Van de 8.800 man in Spanje waren er zo'n 1.100 in dienst van Zeeland,
zodat de admiraliteit per maand recht had op 45.000,-
Voorlopig was dit echter nog toekomstmuziek en de vloot zat zeer
dringend verlegen om nieuwe voorraden,daar hun eigen victualiën
slechts reikten tot het einde van de maand oktober.
We zullen nu eerst de lotgevallen volgen van de vloot te Cadiz
gedurende de winter en daarna gaan kijken,welke maatregelen men
intussen in Zeeland had getroffen om de vloot van het nodige te
voorzien
Nadat de vloot bevel had gekregen in Spanje te blijven,was men
eerst teruggekeerd naar de Catalaanse kust om,toen de victualiën
begonnen op te raken,naar Cadiz te zeilen.In deze stad waren de
Spanjaarden intussen druk bezig een grote hoevelheid voedsel en
drank bijeen te brengen voor gebruik door de geallieerden.
Hiermee was men voorlopig geholpen,maar het was nog niet genoeg om
het einde van het jaar te halen; de kapiteins waren derhalve ge
noodzaakt bij te kopen.Om dit te bekostigen trokken de kapiteins
van Zeeland wissels op de admiraliteit, in de hoop dat die geaccep
teerd zouden worden.Verder kon men weinig doen behalve lijsten op
sturen van hetgeen nodig was,en hopen dat men van geld of crediet
voorzien bleef totdat de voorraden uit Nederland aankwamen.
Gelukkig voor de kapiteins begonnen aan het einde van het jaar de
gelden die de Spaanse staat ter beschikking zou stellen,aan te ko
men.De betalingen liepen via de Nederlandse gezant Schonenberg in
Spanje,die een deel van de gelden die hij ontving vasthield voor
de schepen in Cadiz,en de rest doorzond naar Nederland.
Dit geld was hard nodig,want er was intussen bericht gekomen uit
Zeeland.dat de admiraliteit nieuwe wissels niet zou accepteren.
Een poging om extra gelden te verwerven door een aandeel te vra
gen in de prijzen die door de Engelse schepen waren genomen liep
op niets uit,omdat de Engelse admiraal Russell weigerde hieraan
medewerking te verlenen.
Het schijntoverigens.dat de Rotterdamse en de Amsterdamse schepen
beter van crediet waren voorzien dan de Zeeuwse.Het was alleen aan
de periodieke betalingen die de gezant naar Cadiz overmaakte te
danken.dat men op de schepen aldaar te eten had.Het was echter niet
voldoende om iets constructiefs te verrichten; doordat men alleen
24