De admiraliteit van Zeeland gaf de vertegenwoordigers van de kapi
teins opdracht het eten in te kopen,terwijl de équipage-meester
van Vlissingen werd belast met de overige inkopen.Deze bestonden
uit scheepsbenodigheden,brandstof en kleding voor de bemanning:
950 hemden en rokken, 950 paar kousen en schoenen.Het bleek juist
mogelijk dit alles te vervoeren in de ene fluit die de admirali
teit ter beschikking had.Omdat men ook geen oorlogsschip gereed
had om het naar Engeland te begeleiden werd de admiraliteit van
Rotterdam gevraagd en bereid gevonden om voor konvooi te zorgen.
De vertragingen volgden elkaar nu echter snel op; de inkoop van
allerlei artikelen verliep door geldgebrek slechts moeizaam en
het duurde tot het eind van december voordat de goederen gereed
waren om ingeladen te worden.Bij het inladen deden zich bepaalde
onregelmatigheden voor, mede waardoor dit pas eind januari klaar
was.Tegen deze tijd was het weer zo slecht geworden dat de vaar
routes door het ijs zo gevaarlijk waren dat het fregat dat de
fluit zou komen ophalen had moeten uitwijken naar Engeland.
In deze situatie kwam in de volgende maanden geen verandering en
het was dan ook al eind maart toen er bericht kwam uit Rotterdam
dat een nieuw schip onderweg was.Hiermee waren de beproevingen nog
niet voorbij.De Rotterdamse en Zeeuwse bevoorradingsschepen zouden
meevaren met een konvooi dat ook Spaanse troepen uit de Zuidelijke
Nederlanden naar Catalonie moest brengen.De begeleiding zou gevormd
worden door twee Rotterdamse en twee Amsterdamse oorlogsschepen.
Die twee laatste kwamen echter pas eind mei in de Zeeuwse wateren
aan en het was dan ook pas op 3 juni 1695 dat de schepen koers zet
ten naar Spanje.Omdat de Amsterdamse bevelhebber ook nog eens be
sloot om de lange route om Schotland heen te nemen kwamen ze pas
op 24 juli te Cadiz aan.Vandaar zette men koers naar Barcelona
waar men op 22 augustus aankwam,bijna een jaar nadat de bevel
hebbers ter plaatse hun wensen hadden kenbaar gemaakt.
Conclusie.
Bekijken we de lotgevallen van de Zeeuwse admiraliteit in het alge
meen in de jaren 1694 en 1695 dan krijgen we een vrij somber beeld
van een instelling die zijn taak zo goed mogelijk probeerde te ver
richten, maar die langzaam maar zeker ten onder ging door de steeds
toenemende financiële problemen.In deze jaren was het echter nog
niet zover gekomen dat ze haar belangrijkste taak,het in zee bren
gen en houden van haar oorlogsschepen niet meer kon uitvoeren.
Het is echter niet waarschijnlijk dat ze hiertoe zonder de finan
ciële hulp uit Spanje ook in staat zou zijn geweest.
26