DE PRIJSUITDELING OP DE SCHOOL IN GRIJPSKERKE ANNO 1823
door
H.Arentsen
1. Inleiding: de oude sleur en het verbeterd onderwijs.
Het onderwijs op het platteland was rond 1800 nog vrij primitief.
Voor een groot deel kon wat onderricht in de besloten huiselijke sfeer
van de boerderij volstaan in het doorgeven van kennis,nodig voor de
katechisatie,belijdenis,en zondagse kerkdienstDeze kennis stond ook
centraal in wat er was aan scholen.Het aandeel en de invloed van de kerk
was hier grool.de overheid bemoeide er zich vrijwel niet mee.
"Als een boer een kapitteltje uil de bijbel lezen en een psalmpje zingen
kan,dan weet hij genoeg"1
Niet zelden wierp een arbeidsongeschikte boerenknecht zich op als onder
wijzer.Op ongeregelde tijden verzamelde hij zo'n 30 kinderen in een stal
die toevallig niet gebruikt werd,en probeerde onder dreiging van plak en
roede een minimum aan kennisvoornamelijk lezen en schrijvensoms wat re
kenen, door te geven aan de jeugd.(2)
Het alfabet leerden de kinderen mechanischen op het spellen volgde dan
het lezenEs-tee-aa-el leverde op onnaspeurbare wijze het woord "stal"
op.Uitgelegd werd er nauwelijks.Via de bijbel,oude kranten,en katechi-
satieboekjesdie in de regel als voorbeeld diendenleerde ieder kind
zijn opdracht en moest één-of tweemaal daags de les komen opdreunen:
het zgn. hoofdelijk onderwijs.De meester kreeg wat stuivers schoolgeld,
en oorverdovend psalmgezang besloot de dag.
Verbetering was gewenst,en op het einde van de 18e eeuw waren er gun
stige voorwaarden voor een hervorming.Verouderdevaak op de openbaring
gebaseerde denkpatronen moesten steeds meer wijken voor het verstande
lijke redeneren,de rede: bron van kennis en maatstaf om socialepoli
tieke en godsdienstige vraagstukken te toetsen.
Naast deze nieuwe opvatting (de Verlichting) kreeg de boer te maken met
veranderende eisen: hij produceerde steeds meer voor de lokale en zelfs
grotere markt en had een zekere opleiding nodig als pachterbelasting
betaler, en leverancier.De opkomst van de moderne fabrieken vroeg om
geschoolde loonarbeiders.De centralistische,nationale staatsvorm kon
niet langer volstaan met een plaatselijke administratienog voor een
groot deel in handen van de adel.Maar niet alleen een ander type
ambtenaar was nodig,de burger moest voldoende scholing bezitten om wet
ten verordeningen en proklamaties te lezen en te begrijpen.
De staat trok het onderwijs aan zich en in 1806 kwam na vijf jaar
delibereren een definitieve onderwijswet tot stand.Deze bleef tot 1857
bestaan en veel schoolinstellingen dateren uit 1806 of hebben er hun
bestaan aan te danken.
Onderwijs was overheidszaak geworden.Boekenlijst en leerplaneisen van
bekwaamheid,inspectie,opleiding,bezoldiging,eisen te stellen aan de
lokalenalles werd geregeld.De methode van onderwijs zou totaal anders
gaan worden en leerstellig onderricht moest voortaan door anderen dan
de onderwijzer plaatsvinden.
Voor ons onderwerp is vooral van belang de vernieuwing in methode:
2