Grijpskerke en Veere.De door het Koninklijk Penningkabinet (drJ.P.A.van
der Vin) uitgevoerde determinaties van de Romeinse munten luiden als
volgt (van oud naar jong): 1) dupondius/as van Antonijnse keizer 138/192
A.D.; 2) sestertius van Antoninus Pius 152/153 A.D.; 3) dupondius/as van
Comraodus Caesar of Geta Caesar late 2de/begin 3de eeuw; 4) antonianus van
Otacilia Severa 246/248 A.D.; 5) dupondius van Trajanus Decius? ca 250
A.D.; 6) follis van Constantinus I ca 310/315 A.D.; 7) follis van
Constantinus I 324/328 A.D.; 8) follis van Constans Augustus 337/340
A.D.; 9) aes II van Constantius II 348/361 A.D.; 10) aes-II van
Constantius Gallus Caesar 353/354 A.D.11) aes-II van Theodisius I
383/388 A.D.; 12) barbaarse antonianus van Theodisius I 383/388 A.D.
Opvallend is het grote aantal munten uit de 4de eeuw.Onder de munten
bevond zich ook een Byzantijnse follis van Constantinus VII uit 945/ca
950 A.D.
BUTTINGE Een door F.Maljers in de omgeving van zijn woonplaats gevonden
pelgrimsinsigne bleek afkomstig van een bedevaartplaats in Franrijk
(0.-L. -Vrouwe Parijs). Het insigne dateert uit de tweede helft van de
13de eeuw.Het betreft het tweede insigne van dit type uit Zeeuwse bodem.
COLIJNSPLAAT Op uitnodiging van D.Roos.voorzitter van de Stichting
Onderwaterschatten Zeeland werd op 27 april een tocht gemaakt naar de
Nehalennia-vindplaats in de Oosterschelde.Doel was om met behulp van
goede plaatsbepalingsapparatuur,een sidescan.een onderwatervidiocamera
en duikers een indruk te verkrijgen van de toestand waarin de vindplaats
zich bevindt nu de Oosterscheldewerken hun voltooiing naderen en de
stroomsnelheid is afgenomen.De vrees bestond dat door aanzanding de ge
hele vindplaats bedekt zou raken.Het onderzoek wees uit dat van aanzan
ding echter geen sprake was.Een tijdens kentering uitgevoerde duik le
verde een aantal Romeinse dakpanfragmenten op,welke konden worden op
genomen in het depot in Middelburg.
COLIJNSPLAAT-Noordhoeksnol Op verzoek van de Rijks Geologische Dienst in
Haarlem in de persoon van J.de Jong werd op 12 oktober 1984 in gezelschap
van J.v.d.Berg(AWN afd. Zeeland) een bezoek gebracht aan de buitendijks
gelegen vindplaats bij de Noordhoeksnol.Het betrof de plaats van het toen
reeds afgeronde onderzoek van een Romeinse behuizing uit het midden van
de eerste eeuw op de zuidoever van de (Ooster)Schelde.Aan het in januari
van dit jaar ontvangen rapport zijn de volgende gegevens ontleead (Intern
Rapport No 989).Het veen op de vindplaats werd reeds voor het begin van
de jaartelling ontwaterd .De resten van de "inheemse" bewoning liggen dan
ook discordant op (boa)veen daterend uit het subboreaal.Na de bewoning
vernatte het gebied ten gevolge van een relatieve grondwaterstijging en
werd een dunne laag organogeen materiaal gevormd.Vervolgens werd het
gebied door de zee geinundeerd getuige het aanwezige kleidek(vermoedelijk
Duinkerke II).In het subboreale veen werden verder vage aanwijzingen ge
vonden voor bewoning in de Bronstijd en het Neolithicum (vergl. Baarland
en Middelburg-Arnestein).De geologische belangstelling gold eventuele
nieuwe gegevens voor de loop van de Schelde in het verleden.Bij de ver
kenning in 1984 konden nog een hoeveelheid aardewerk en dierebotten
24