Al in 1867 (Kennemerland) schreef hij dat niet het volk,maar de dich ters de goden als toneelpoppen lieten rondspringen,elke god op zijn eigen stokpaardje.In 1880 (De Veluwe) beweerde hij dat de opvatting dat de Noordse mythologie in haar geheel ook de godsdienst van onze va deren was,en dat dezen bomen en beelden aanbaden en met de Edda onder de arm naar de tempels gingen om iedere dag van de week een andere god te dienen,een uitvloeisel was van de kotzichtige wetenschap van vroe ger eeuwen. Dit schijnt op zich een tamelijk cultuurrelativistische en dus heden daagse opvatting van van Eedenmaar iets verderop in dezelfde beschrij ving kwam toch een utopistische aap uit de mouw: "De oude Saksers kenden geen tempels en ook geen veelgodendom.Zij ver eerden een hoogste Magt onder verschillende namen,waarvan de dichters later goden hebben gemaakt.In den Beowulf wordt de hoogste Magt genoemd "Metod" Metod was de eeuwige Maat der dingen,zigtbaar in den sterrenhemelin het op-en ondergaan der zon,in de afwisseling der jaargetijden,in het menschelijk leven en de vormen der geheele natuur Dit innige geloof in eene Magt,die alles met juistheid heeft afgemeten, bezielde het geheele leven onzer germaansche voorvaderen. In hunne bijeenkomsten in de gewijde bosschen waren godsdienst en maat schappij als tot één geheel zaamgeweven Zij hadden veel strenger begrippen van zedelijkheid dan hunne romeinsche en christelijke vervol gers.Tacitus en Bonifacius blijven daarvan de onwrikbare getuigen. Sedert de wereldheerschappij der Romeinen is de menschheid eigenlijk zedelijk achteruit gegaan". GEMEENSCHAPSZIN Dergelijke projecties van wensdromerij op een voorchristelijk maar eigenlijk a-historisch verleden hebben ook de volkskundige literatuur al sinds het ontstaan van deze discipline geteisterd.Zozeerdat "professionele volkskundigen inmiddels hun buik vol van voor christelijke overblijfselen (hebben)" 7). De auteur van deze boutade,W.de Blércourt;beweert verderop in dezelfde publikatie dat het streven om een tot in voorchristelijke tijden terug- reikende gemeenschapszin te illustreren en te rechtvaardigeneen dui delijke politieke functie heeft,en dat hier de bereikte uitkomst onder geschikt gemaakt wordt aan het gewenste antwoord 8) Ofschoon het bij De Blécourt gaat om de tamelijk megalomane speurtoch ten naar de oorsprong van bepaalde gebruikenzoals die volgens hem veelal door de populariserende volkskunde werden en worden ondernomen, kan men zijn opmerkingen zeker betrekken op de mythologische specula ties van van Eeden,die herdruk na herdruk beleven,en zonder commentaar worden aanbevolen door natuurhistorisch geinteresseerden die eigenlijk geen boodschap hebben aan de cultuurhistorische en folkloristische opsiering van van Eeden romantische landschapsbeschrijving,maar ook door auteurs die beter zouden moeten weten,zoals C.A.Kalmeijer Nu kan men aan de hand van vooral weinig en dan nog secundaire schrif telijke bronnen van alles beweren,en de germaanse hoogdraverij van 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1987 | | pagina 8