depot verrijkt met de inhoud
van een beerput van het terrein
van het Bellamypark in Vlissin-
gen. Het materiaal dateert ruw
weg uit de 16de eeuw.
Walcheren De heer D. J. Antheu-
nisse uit West—Souburg meldde
een polissoir van siltsteen.
Het oppervlak is versierd met
een kruisvormig patroon van
ingekraste lijnen. Dit type
slijpsteen is goed bekend uit
de Romeinse Tijd. (kroniek)
Uestenschouuen-Uesterenban
J.Beijersbergen (Rijkswatei
staat) vond in het stuifdui-
nenreservaat in de kop van
Schouwen een vuursteenafslag.
De afslag is niet nader te da
teren maar stamt vermoedelijk
uit dezelfde tijd als de trans
versale pijlpunt die vorig vei
slagjaar werd gemeld. Een be
zoek aan de vindplaats met
BeijersbergenJ. Vermuë en
ROB-correspondent F.Beekman
leverde wel een patroon van
evenwijdige greppels op die
waren gegraven vanuit een hu-
me us niveau op 4. 03 N. A. P. De
greppels waren resp. 120, 100
en 80 cm breed en lagen op een
onderlinge afstand van 8. bb en
9 meter. De richting van de in
gravingen was noordwest-zuid-
oost. Het aan het oppervlak
aanwezige aardewerk bestond uit
Paffrath— en later aardewerk.
Ook konden enkele fragmenten
prehistorische ceramiek worden
verzameld die zich echter in
secundaire positie bevonden,
(kroniek
Zaamslag-Torenberg In 1986
werd het uitbreidingsplan van
de gemeente Terneuzen aan de
zuidoostzijde van het dorp
Zaamslag definitief. In dit
bestemmingsplan kon onvoldoen
de rekening worden gehouden met
de archeologische waarde van
het niet onder de bescherming
van de Monumentenwet vallende
gedeelte van het terrein dat
bekend staat onder de naam
"Torenberg". Dit maakte het
noodonderzoek van het terrein
gedeelte dat als voorburcht te
boek stond onafwendbaar. Door
een financiële bijdrage van zo
wel de gemeente Terneuzen als
de provincie kon het onderzoek
op alleszins bevredigende wijze
worden uitgevoerd. In verband
met het krappe budget konden
echter geen grondwerkers worden
ingehuurd. Het is dan ook mede
te danken aan de creatieve in
zet en het doorzettingsvermogen
van de heren Lutter en Oele en
de hulp op de woensdagmiddagen
van leden van de werkgroep
archeologie van de Oudheidkun
dige Kring "De Vier Ambachten"
(de heren J. Steijns, E. M.
Bogaert, W. Ivens en A. Huis—
kens) dat in wetenschappelijk
opzicht een goed resultaat is
bereikt
Van oud naar jong zijn nu een
drietal fasen te onderscheiden.
In de eerste fase treffen we op
het zuidoostelijk terreinge
deelte een aantal kuilen gevuld
met een gelaagde humeuz© vul
ling aan. Een terpachtige opho
ging behoort waarschijnlijk ook
tot deze vroege fase. In de
lengterichting van de put is in
de waterloop een tiental
brugpalen aangetroffen.
Dendrochronologisch onderzoek
uitgevoerd op een drietal
exemplaren van eikehout o.l.v.
dr. J.A.Brongers leverde voor
de laatste jaarring 1171 op.
Helaas was geen spinthout aan
wezig. Houden we rekening met
een gemiddelde van 22 jaarrin
gen spinthout dan komen we op
een datering post quem van
1193. Aangezien we niet weten
hoeveel jaarringen aan kern-
hout ontbreken en er aanwij
zingen zijn dat we te maken
hebben met secudair gebruikt
hout, komen we voor de bouw van
23