eveneens te Middelburg, gemaakt door Willem Pieterse en zijn zoon Adriaan. Vermoedelijk is het oude uurwerk naar Middel burg gebracht evenals het klok kenspel van Thomas Both. De Middelburgse Beiaardier Johannes van Borsselen maakte met koperdraad de verbindingen tussen de klepels en de lich ters van de automatische speel— t rommel Stadsbeiaardiers Zoals gezegd waren de bodels (deurwaardersJan Adriaens en Dirck Cornells voor de refoi matie ook beiaardier. De eer ste beiaardier die het carillon in de stadhuistoren bespeelde was Cornelis Janse Schoemaker. Hij moest er als klokkenist ook voor zorgen dat de gewichten van het uurwerk en de speeltrommel vermoedelijk 2x per dag werden opgewonden. Wanneer we aannemen dat hij de zelfde persoon is als Cornelis Jansen Bayerman en Cornelis Jansen Bodel dan bespeelde hij de stadhuisbeiaard met een tweetal korte onderbrekingen, toen Cornelis Jacobs van Zie— rikzee het carillon bespeelde, tot 1629/30. Het tractement dat ruim 12,was, werd later verhoogd tot 22,in vei band met de uitbreiding van zijn werk door het opwinden van het uurwerk in de kerktoren. In 1629 leerde Jacob Cornelis Bodel, een zoon van bovenge noemde Cornelis het vak van beiaardier. Toen hij na enige maanden volleerd was, volgde hij de oude beiaardier op. Uit zijn contract en dat van 1594 weten we dat twee maal per week de beiaard werd bespeeld, name lijk op zaterdag en zondag van 11-12 uur. Ook bij bijzondere gelegenheden werd er gespeeld, zoals in 1622 toen Spinola na de belegering van Bergen op Zoom wegtrok. De overwinning van Piet Hein op de Spaanse zilvervloot werd op 19 febru ari 1629 vanuit de stadhuis- toren bejubeld en toen Hulst in 1645 door Frederik Hendrik werd genomen zette het klokkenspel luister bij aan de feestvreug de. Na het overlijden van Coi nelis in 1659 bespeelden Adri aan en later Marinus Bodel het carillon tot het eind van de Gouden eeuw. Naast de automatische bespe lingen werd in de eerste de cennia van de 18de eeuw nog steeds 2x per week beiaard muziek ten gehore gebracht. Zondags werden na de predika- tie geestelijke liederen en psalmen gespeeld. Vermoedelijk is de winkelier in stoffen, Jacobus Stierman, die in 1717 werd benoemd en in 1733 over leed, de laatste beiaardier. Nadien vinden we in de stads rekeningen nog alleen uitgaven verantwoord voor de klokkenist en het versteken van het auto matische speelwerk, dat eerst 3x en later 2 of lx per jaar geschiedde. Ook elders in Ne derland verdween de belangstel ling voor beiaardmuziek. Het automatische klokkenspel en het stadhuistorentje waren in 1779 in zeer slechte staat. Johannes Jacobus Huart uit Antwerpen heeft het klokken spel onderzocht, waarna vermoe delijk twee klokken zijn vervangen door klokken die de Middelburgse gieter Johannes la Fort in 1780 goot. Het klokkenspel rond. de laat ste eeuwwisseling. Ook in de 19de eeuw heeft men weinig belangstelling voor het carillon. Waarschijnlijk is nog alleen automatische bespeling mogelijk en toen rond 1880 de Fransman Henry Haward met een tjalk Zeeland bezocht, eindig- 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1988 | | pagina 8