moest van school af. En Guido? Guido kon, dank zij de goede banden van de vader met het Seminarie van Roeselare, daarnaar toe: ongeveer 25 km van Brugge. Er werd wel een tegenprestatie gevraagd: hij moest portier van het Seminarie zijn. En zo passeerden hem bij de ingang zijn medeleerlingen, kwam hij in contact met leveranciers, ambachts lieden, allerlei in- en uitgaande mensen, die, zoals biograaf Walgrave zegt, "(als) leeraars (waren), te weten van die volkstaal, van die kinderspreuken en liedjes... waarvan zijn vader hem onbewust den smaak en de liefde had ingeprent". Gezelle greep zijn kans, hij klampte iedereen aan en vroeg ze het hemd van het lijf. Gezelle maakt zijn aantekeningen op kleine briefjes, ongeveer 10 bij 13 cm., en bergt die in een doos. Hij gaat er mee door tot aan het eind van zijn leven, 69 jaar oud. Dan is de ene doos aangegroeid tot tegen de 50 lange, groene dozen en telt de hele verzameling ongeveer 130.000 alfabetiche geordende brief jes. Hij is onderwijl van leerling op het Klein Seminarie (zeg Gymnasium of Athenaem) student geworden op Groot Seminarie, heeft besloten priester te worden en is portier-af. In maart 1854 is hij leraar-priester in zijn eigen Seminarie; in 1858 verschijnt zijn eerste bundel: DichtoefeningenAan het slot plaatst hij een "Woordenlyst van Verantwoor- dinge"Daarin spreekt hij over de band tussen het Westvlaams en het Middelnederlands, over de vrijheid van een schrijver om dialect te- gebruiken en maakt hij zijn ambi tie openbaar. Zijn Woordenlyst blijkt hij te beschouwen als (in zijn eigen woorden) "een uit trek en deel van een breedvoeri ger Westvlaamsch taalkundig woor denboek". Daar is de zelfbewuste Westvlaming, die "zijn mensen" ook bewust wil maken, ze hun taal beter te laten begrijpen en die taal rij ker wil maken door vondsten uit het verleden. Dat is toekomstmuziek, want is zijn woordenboek er ooit gekomen? Nee. Wel verscheen in 1873 het omvangrijke Westvlaamsch Idioticon van pastoor De Bo, die overigens als student op zijn Semina rie in Brugge hetzelfde had gedaan als Gezelle in Roeselare: zijn mede studenten uitvragen! Gezelle en De Bo hebben elkaar goed gekend en elkaar geholpen Gezelle voor het woordenboek van De Bo, De Bo voor Gezelles tijd schrift Loquela. Gebruikte Gezelle dan niets van zijn aantekeningen? Zeker wel: in 18è5 sticht hij Rond den Heerdeen tijdschrift met als ondertitel "een leer- en lees blad voor alle lieden"; het bevat verhalen, wetenswaardigheden en een rubriek over taal. Van "86 tot "99 verschijnt de Duikalmanak, een scheurkalender met o.a. Volksspreuken, en van 1881 tot 1895 het eerder al even genoemde, heel belangrijke Loquela. Het is een taalkundig maandblad (later, in 1907, tot woordenboek omgewerkt) over woorden en uitdrukkingen. De naam ontleende Gezelle aan Matthaeus 26:73, in het latijn uiter aard, waar de Statenbijbel voor zegt: "uwe spraak maakt u openbaar", waar van ik durf te maken: "door uw spraak of taal zullen wij u kennen". Onder de benaming "Zantekoorn" geeft Gezelle uitleg aan (zoals hij zelf zegt) "vlaamsche woorden, woordenge daanten of woordenbeteekenissen, die ongeboekt, mijns wetens vluchtig gebleven waren", met andere woorden: woorden, woordvormen en woordbeteke nissen die nog niet opgetekend en verklaard waren. Wat betekent dat zantekoorn? Zoeken we het op in zijn eigen Loquela, dan staat daar: "Zantekoorn (het), Fr. glanes,glanu- resGeh(oord) Eeghem".Het Franse woordenboek helpt ons verder: het lezen van de korenaren, nalezing. Zanten is bij Gezelle het gewone woord voor woordenverzamelen en de mensen die hem daarbij helpen, zijn zijn zanters 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1988 | | pagina 22