OP WEG NAAR SAMENWERKING TER ZEE: DE ENGELS-NEDERLANDSE ALLIANTIE VAN 1689
De 'Glorieuze Overtocht" van Willem
III van Hellevoetsluis naar Torbay
in november 1688 bracht letterlijk
en figuurlijk veel in beweging.
Een oorlogsvloot van 48 linieschepen en
fregatten te zamen met 28 kleinere
marineschepen, bemand met 9500 kop
pen vormde de bijdrage van de marine.
Tweederde was door de admiraliteit
van Amsterdam verzorgd, de Zeeuwse
bijdrage was veel kleiner, nog geen
tiende. Daarnaast ging een grote
transportvloot mee van tenminste 300
koopvaarders en nog eens 60 vissers
schepen. Deze vervoerde ruim 11000
soldaten en 4000 cavaleristen.
Organisatie en verloop van deze
expeditie hebben terecht bewondering
gewekt. Het was geen geringe presta
tie: ruim 400 schepen en 25000 man
bijeen inéén onderneming (1).
Maar de "Glorieuze Overtocht" bracht
meer in beweging. In Engeland werd
een politieke omwenteling bewerkstel
ligd en op het Europese continent
werd de coalitie tegen Frankrijk ver
sterkt. Engeland voegde zich bij de
tegenstanders van Lodewijk XIV.
Dit betekende dat de Republiek en
Engeland bondgenoten werden, die
zowel in leger-als vlootzaken nauw
zouden samenwerken. Die samenwerking
te land wil ik laten rusten.
Voor de marine-alliantie vraag ik Uw
aandacht en wel voor het verdrag dat
de samenwerking bezegelde en voor
enkele opvallende verschillen tussen
beide marines.
Willem III had al eerder gepoogd de
Engelse en Nederlandse vloot tegen
Frankrijk te laten samenwerken.
Dat was in 1678 geweest. Zodra name
lijk Willem III in 1672 stadhouder
was geworden, werd zijn visie op de
buitenlandse politiek bepaald door
de mogelijkheden weerstand te bie
den aan het Franse streven naar
hegemonie op het continent. In 1678
zond hij de Zeeuwse schout-bij-nacht
Cornelis Evertsen de Jongste naar
door
Prof. dr. J.R. Bruijn
Londen voor geheim overleg met Koning
Karei II. Een gedetailleerd plan voor
samenwerking kwam ter tafel, maar het
leidde toen tot niets (2).
In 1688/89 moest en zou het er van
komen. Een Nederlandse delegatie
onderhandelde 4 maanden lang met de
hoogste Engelse politieke en marine
leiders. Eén van de delegatieleden
was de Zeeuwse Eerste Edele Willem
van Nassau, heer van Odijk.
Willem III hield zich op de achter
grond, een enkele maal sprak hij
een beslissend woord. Het ging om
vitale zaken in deze onderhande
lingen, want in welke onderlinge
krachtsverhoudingen zou men ope
reren, wie kreeg het opperbevel in
de geallieerde vloot, waar zou de
vloot ingezet worden en hoe zou men
met elkaar krijgsraad houden? (3)
De uitkomst zou bijna 25 jaar lang
van kracht blijven!
De Nederlandse marine was in de Derde
Engelse Oorlog van 1672-1674 nog op
gewassen geweest tegen de gecombi
neerde Engels/Franse vloot. Toch kwam
zij 15 jaar later in een onderge
schikte positie terecht. Dat was niet
het gevolg van de "Glorieuze Over
tocht". Reeds schout-bij-nacht
Evertsen had in 1678 moeten aangeven
dat de Republiek niet evenveel sche
pen kon uitrusten als Engeland.
De kostbare oorlogen, die nu met na
me door het leger gevoerd werden,
hadden de financiële kracht van de
overheid aangetast.
Het was daarom niet verrassend dat
de Nederlandse onderhandelaars zelf
in 1689 een verdeling van 40 procent
Nederlandse en 60 procent Engelse
schepen in elke expeditie voorstel
den. Te land zou het andersom zijn.
Dus van begin af aan verkeerde de
Nederlandse marine in een minder
heidspositie. De Engelsen claimden
en kregen niet zonder reden het op
perbevel. Trouwens de Nederlander
Willem III voerde het leger aan.
1 0