WILLEM III EN MIDDELBURG door drs. P.W. Sijnke INLEIDING De verbondenheid van het Zeeuwse volk met het Oranjehuis gaat ver terug. Of de beide traditionele karaktertrek ken van de Zeeuwen, te weten calvinis me en Oranjeliefde, ook altijd in grote mate aanwezig waren is echter de vraag. Veel van dit soort "voorva derlijke deugden" berusten op mythen (geconstrueerd in later tijd -19de en 20ste eeuw-)zoals een jong histo ricus onlangs m.i. terecht opmerkte (1). Hoe het ook zij, de invloed van de Oranjes in Zeeland was groot. Zeeland telde zes stemhebbende, dus in de Zeeuwse Staten vertegenwoordig de, steden. Hiervan was Middelburg de belangrijkste. Het eerste lid in de Staten was de z.g."Eerste Edele" (de vertegenwoordiger van de oude ridder schap). En die "Eerste Edele" was sedert eind 16de eeuw de Prins van Oranje, als heer van Vlissingen en 5^-kies van Veere. De Oranjes lieten deze functie overigens door een edel man waarnemen. Ten tijde van Willem III was dat Willem Adriaan van Nassau, heer van Odijk. Deze achterneef van de stadhouder bekleedde van 1668 tot 1702 het ambt van representant van de Eerste Edele. Hij wist een enorme machtspositie in het Zeeuwse op te bouwen, maar maakte zich door zijn onoirbare praktijken (omkoping, knevelarijen e.d.) zeer gehaat. Na de dood van de stadhouder-koning werd Nassau-Odijk dan ook snel wegge werkt en werd zelfs het ambt van Eerste Edele in Zeeland geheel afge schaft (1704), hetgeen ook al eerder in 1651 was gebeurd. Nassau-Odijk stelde in 1699 in de Zeeuwse Statenvergadering voor om een metalen standbeeld van de koning-stad houder op het Middelburgse Abdijplein op te richten. Men had daar in 1702 zelfs al een begin mee gemaakt, maar na de dood van Willem III is het - helaas voor ons- niet tot verdere uitvoering gekomen (2). MIDDELBURG IN DE 17DE EEUW Onze 17de eeuw wordt aangeduid als de Gouden Eeuw. Tegenwoordig weten we echter dat het toen niet voor ieder een goud was wat er blonk en bovenal dat dit gouden tijdperk niet samen viel met de jaren tussen 1600 en 1700. Zeker voor wat betreft Zeeland kunnen we stellen dat de Gouden Eeuw zich voltrok tussen ca. 1575 en 1675. De concentratie van welvaart lag vooral op Walcheren en dan weer met name in Middelburg. De stad stond in de jaren 1620-1670 op het toppunt van haar macht zoals o.m. ook uit arche ologische vondsten blijkt (3). Handel en scheepvaart en hetgeen daarmee samenhing vormden duidelijk de belangrijkste bron van inkomsten in de Middelburgse economie. Na Amsterdam was Middelburg een tijd lang de belangrijkste haven der Republiek (overvleugeld door Rotter dam omstreeks 1660). De nijverheid had slechts een bescheiden rol: er was enige tijd een tapijtweverij, voorts waren er o.m. een glasblazerij, een klok- en geschutgieterij, zaagmolens en lakenindustrie. Ook cutureel telde Middelburg in die dagen mee: boekdrukkers, boekverkopers en boekbinders waren er (sedert 1590 verenigd in eengilde), literatoren als Joan de Brune en Jacob Cats woonden er, de illustrator van Cats' werk, de schilder-tekenaar-dichter Adriaen van de Venne, werkte er 12 jaar, schilders als De Bosschaerts, Philips Angel, Balthasar van der Ast, Francois Ryckhals en Adriaen Coorte waren er werkzaam (voor hen is de eigenlijk wel wat weidse be naming "Middelburgse School" be dacht). Een Universiteit was hier niet (de Middelburgse regentenzonen

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1988 | | pagina 5