van Bommenee bevond zich nog een
trommelslager. (24)
De rol van de "Zwarte ruiter" ver
meldt ook de verdiensten. De maand-
gage wijkt niet af van die op de
drie galeien, met uitzondering van
die van de kapitein, die hier
L 5:-:- ontving, en de bootsgezel
len, die het met L -:13:4 moesten
doen
De beide rollen van het schip van
Crijnsse geven voor de meesten (ruim
72 bovendien de geografische her
komst. Van de 32 namen is bij 23
geschreven waar zij vandaan kwamen:
12 opvarenden waren afkomstig uit
Zeeland (waarvan 7 uit Vlissingen)
2 uit de rest van de Noordelijke
Nederlanden en 9 kwamen van over de
grenzen (waarvan 8 Zuid-Nederlan
ders). (25)
Ook deze gegevens wijken nauwelijks
af van die uit de monsterrollen van
de drie galeien van Zierikzee.
Ander gedetailleerd vergelijkings
materiaal is zeer schaars. Lehmann
noemt het bestaan van twee monster
rollen van Amsterdamse galeien uit
1573. Het betrof een grote (mogelijk
24 m lang), waarop 112 opvarenden
waren, en een kleine met 73 man.
De voorkomende rangen verschillen
weinig van die van de drie van
Zierikzee, zij het dat sommige ran
gen meervoudig bezet waren en er
zich nog een chirurgijn, een timmer
man en twee hellebaardiers aan boord
bevonden. (26)
Bijzonderheden over de bemanning van
de bekende "Rode galei" komen hier
mee eveneens sterk overeen. Nagenoeg
dezelfde rangen, al dan niet door
meerdere personen bezet, zijn daar
aan boord. Verder waren er ook hier
een chirurgijn en een timmerman aan
wezig. Het geluid werd verzorgd door
een trompetter. Ten aanzien van de
verdiensten valt op dat de gage van
de officieren ongeveer gelijk was
aan die op de drie galeien van
Zierikzee, maar dat die van de onder
officieren op de "Rode galei" een
derde tot de helft lager lag en "het
volk" aanmerkelijk meer per maand
kreeg. (27)
DE AFREKENING
Terug naar de monsterrollen van de
drie galeien van Zierikzee.
Waarom bevinden zich dergelijke stuk
ken in het archief van de Zeeuwse
Rekenkamer en wel onder de door de
Baljuw van de wateren ingediende
stukken? Het is niet deze Baljuw
geweest die op eigen initiatief sche
pen en manschappen had ingehuurd
voor de strijd tegen de Spanjaarden,
noch de hoogste vertegenwoordigers
van Zeeland. Het was Willem van Oranje
die hiertoe de opdracht had gegeven.
De Baljuw van de wateren had als eni
ge juridische bevoegdheden op het
water. Hij mocht schippers arreste
ren, als zij zich niet aan heersende
bepalingen ten aanzien van het ge
drag op het water en in de Zeeuwse
havens hadden gehouden. Tevens mocht
hij schepen vorderen voor bepaalde
nader te omschrijven doeleinden, zij
het alleen na opdracht hiertoe van
hogerhand. (28)
En daarbij fungeerde hij als tussen
persoon voor de betalingen.
De uiteindelijke kosten bleken ove
rigens veel hoger te zijn dan het
bedrag dat hij daarvoor van Trezorier-
generaal Manmaker had ontvangen
"...tot behouf van de betalinge van
de capiteynen, officieren ende boots-
gesellen, dienende op de drie galeyen
gecommen van Ziericzee".
Patersson had voor dat doel L 425:16:7
gekregen. (29)
De totale kosten bedroegen evenwel
ruim L 780:-:-. En daarbij kwamen
nog de uitgaven voor de opvarenden
op de andere vier schepen die onder
De Boisot in de belegering van
Zierikzee hadden gediend.
De betaling liet trouwens wel lang
op zich wachten. Aan het eind van de
rekening van Jan Patersson, die in
middels is overleden (1579), is ge
schreven dat zijn weduwe nog geld
had ontvangen voor uitgaven gedaan
door "haren man zaliger" ter beta
ling van de opvarenden op de drie
galeien en de andere schepen die bij
het beleg van Zierikzee yaren betrok
ken. Het bedrag was iets meer dan
19