L 42:-:-, De kwestie van de achterstand in de betaling is al eerder, op 20 juni 1577, in de vergadering van gouver neurs en Raden ter sprake gekomen. Toen werd opgemerkt dat de afreke ning van de galeien "zeer aenge- houden wiert". Besloten werd dat een som van L 100:-:- overgedragen zou worden. (30) In de notulen van de Staten van Zeeland van een maand later is te lezen dat het toch wel hoog tijd werd de 600 gulden (=L 100:-:-) tot beta ling van de galeien te voldoen. Daar nog het een en ander met Paters- son verrekend moest worden zou het bedrag op ongeveer L 40:-:- komen.(31) Voorlopig is het totaal nog altijd aanzienlijk minder dan de L 780:-:- die de galeien volgens de monsterrol len en de rekening van de Baljuw van de wateren hadden gekost. Hoe het resterende bedrag werd ver rekend is niet geheel duidelijk. In ieder geval gebeurde dit nog niet in 1577. Een kwitantie van kapitein Ottensse over de betaling van zijn monsterrollen van juni tot en met december 1575 dateert van 20 okto ber 1578. (32) En de rol van de "Grote galei" is voorzien van de aantekening dat Jan van der Vere heeft verklaard dat de betaling is geschied op de laatste dag van januari van het jaar 1579! De rekening voor dit alles kreeg Zierikzee gepresenteerd. De stad moest betalen voor alle kosten die tijdens het beleg waren gemaakt. In de "Staet van alle die 't achter heden ende schulden gemaeckt binnen der stadt van Ziericzee geduerende hunne belegerynge in den jaere 1575 en 1576" wordt ook genoemd de betalinge vande binnenlantsche equipagie van de galeyen, schuyten ende Hollantsche schouwen, met capiteynen, officieren ende boots- gesellen daerop dienende...". (33) De algehele afrekening nam vele jaren in beslag. SLACHTOFFERS IN DE STRIJD Tot de afrekening behoorden even eens de kosten gemaakt voor het ver zorgen van de gewonden. In de nage laten stukken van een Zierikzees chirurgijn, meester Claes, komen ook de namen van tal van opvarenden op de drie galeien voor.'34) Zowel Jan Lieven Heere, Sibert Ottensse als Jan van de Vere hebben te kampen gehad met gewonde beman ningsleden die verzorgd moesten worden. Sommigen zullen gezien de aard van hun verwondingen, welke nauwkeurig door Claes werden ge noteerd, niet meer teruggekeerd zijn op het schip of niet meer in staat zijn geweest hun taken naar behoren uit te voeren. Van twee van hen is bekend dat zij aan hun verwondingen zijn bezweken. Op 22 september 1575 overleed Mijngaert van Muilen, afkomstig "...uut het landt van Cleef, boots- ghesel op die groote ghaleye van Jan van der Vere. Dees was met een grof ijser van 40 pont ofte daeron- trent tussen beyden sijn beenen ghescooten, die kuit van sijn rech terbeen gheheel ende zijns lynker- kuit grotelycke ghewondt ende hij is ghesturvenDe monsterrol geeft aan dat zijn nabestaanden drie maanden gage (i.p.v.vijf) te goed hadden. Later zou Jan van der Vere nog een busschieter verliezen. Ook kapitein Ottensse had met het uitvallen van opvarenden te maken. Zo werd op 25 september Mathijs Willemsse bosscieter op die nieu ghaleye.voor Roomoort" (35) in zijn dijbeen geraakt. Daar behandeling eerst op 14 oktober plaatsvond was hij niet meer in staat de strijd voort te zetten. Volgens de monsterrol kreeg hij maar 3-j maand uitbetaald. Een beschrijving van één der gewon den op de galei van Jan Lieven Heere verschaft enig nieuws over het schip zelf. De chirurgijn noteerde: "Noch opten XII October hebbe ick verbonden eenen Ariaen Lichthart van Gent, bootsghesel op die galeye van Jan Lieven Heer. Dees was ghescooten hier voor die haeven met een groot stuck uut Duivelant, dat die cloot 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1989 | | pagina 22