dat meer dan 12.000 bezoekers trok, werd verfilmd en in het Land van Cadzand nog veel gevoelens van sympathie opwekt. We leren Bram in het vraaggesprek kennen als een voorvechter van het dialect, dat in feite een eigen taal is, waarin men sen zich opperbest kunnen uiten. Niet minder dan het Nederlands van de radio en de televisie. Een subsidie verzoek aan Middelburg voor de boven genoemde verfilming kwam destijds wat moeilijk van de grond omdat één van de leden van de Culturele Raad negatief adviseerde. Bram heeft dit even tjes in het dialect rechtgetrokken door de telefoon... Bram is een voorvechter voor zijn moeders taal en hoort daarom terecht thuis in deze verzamelbundel vraag gesprekken met Zeeuwsch-Vlamingen die weten wat de versregels "Van d' Ee tot Hontenisse, van Hulst tot aan Cadzand/ dat is ons eigen landje, maar 'n deel van Nederland", inhouden. R.W. Mr. C.H. Slager, De Ambachtsheerlijk heid van Oud- en Nieuw-Vossemeer en het Tiendrecht. Uitgave De Walburg Pers 1988. CIP/ISBN 906011.602.X De Ambachtsheerlijkheid van Oud en Nieuw-Vossemeer en het Tiend recht Onder deze titel schreef Kees Slager in 1987 een scriptie voor de juri dische faculteit van de Rijksuniver siteit Leiden. Deze scriptie is als boekwerkje verschenen bij De Wal burg Pers. Het beschrijft uitvoerig wat tienden zijn en over welke de heer lijkheid van Oud- en Nieuw-Vossemeer en Vrijberghe kon beschikken. Slager is er in geslaagd op heldere wijze inzicht te geven in deze toch vrij moeilijke materie. De thans als naamloze vennootschap bestaande Ambachtsheerlijkheid van Oud- en Nieuw-Vossemeer en Vrijberghe is oorspronkelijk als Heerlijkheid van Oud- en Nieuw- Vossemeer ontstaan door het inpol deren van een stuk schor door een zestal personen. Willem VI, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland, had daarvoor persoonlijk toestem ming verleend. In het najaar van 1414 kwam deze bedijking tot stand en ontstond de ambachtsheerlijkheid. In 1415 werd de heerlijkheid uitge breid met een groot gebied. Voor trouwe diensten hem en zijn vader bewezen vergunde Willem VI de heren van Vossemeer dat ze een vergroting van hun ambacht konden kopen met dezelfde rechten als wel ke golden voor een ingepolderd land. Zonder alle privileges op te sommen zijn toch een aantal punten wel het vermelden waard. Het verlof om darinck te mogen del ven is zeer bijzonder voor die tijd: in praktisch de gehele kuststreek golden verordeningen die tot doel hadden de schadelijke activiteit van het darinckdelven te verkleinen. Eveneens als een bijzonder privilege kregen de ambachtsheren een breuk- recht. Mochten zij ooit zulke misda den begaan dat lijf of goed verbeurd zou worden verklaarddan konden zij hun heerlijkheid vrijkopen. Als laatste privilege is te noemen het tiendrecht. Hiermee kregen de ambachtsheren het recht op één tien de deel van de opbrengst van zekere op dat land wassende vruchten of op dat land of in dat huis geboren wor dende of gedurende zekere langere- en of korteren- tijd vertoevende beesten.Werden de Heerlijkheden ten gevolge van de verwezenlijking van de idealen van de Franse revolutie door de grondwet van 1848 afgeschaft, de tienden verdwenen pas bij het in werking treden van de tiendwet van 1907. Wat overbleef was een goederencom plex dat thans is ondergebracht bij De Ambachtsheerlijkheid van Oud- en Nieuw-Vossemeer en Vrijberghe N.V. en haar dochtermaatschappijen de B.V. Beleggingsmaatschappij van Oud- en Nieuw-Vossemeer en de B.V. Onroerend goed maatschappij van de Ambachtsheerlijkheid van Oud- en Nieuw-Vossemeer en Vrijberghe. De Heerlijkheid bezit naast lande rijen, dijken en schorren ook nog 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1989 | | pagina 39