kudde schapen graasde, terwijl de
diepe stilte alleen door het ge-
druisch der wateren en het ge
schreeuw der meeuwen werd afgebro
ken, dan zien wij wat vlijt en vol
harding uitwerken". (J. ab Utrecht
Dresselhuis, Wandelingen door Zuid
en Noordbeveland, Goes 1832, p.147).
Het lege Zeeland een beetje minder
leeg.
De gedetailleerde beschrijvingen en
voorbeelden doen in een enkel geval
niet helemaal recht aan de bronnen
die Van der Woud daarvoor gebruikt.
In een paragraaf die is gewijd aan
"Vuil, ziekte en dood" (pp 386-413)
maakt hij melding van het bezoek dat
koning Lodewijk Napoleon in 1807
brengt aan een niet met name genoemd
dorpje op het eiland Tholen.
De koning werd aldaar getroffen door
de aanblik van een grote hoeveelheid
menselijke beenderen op het kerkhof.
Van der Woud gebruikt deze passage
om aan te tonen, dat de houding ten
opzichte van de dood en het begra
ven in de eerste decennia van de
negentiende eeuw nog weinig ver
schilde met die in de achttiende
eeuw. Bij nalezing van de bron
zélf (L.Bonaparte, Documents histo-
riques et réflexions sur le gou
vernement de la Hollande, dl 1,
Paris 1820, pp 194-5) lijkt het feit,
dat de menselijke resten niet op een
ordentelijke manier waren begraven,
meer te zeggen over het politieke
beleid van de Thoolse bestuurderen
dan over hun houding tegenover de
dood. Toen de burgemeester van het
bewuste dorpje door Lodewijk Napo
leon op de kwestie werd aangespro
ken antwoordde deze: "Wij hebben
vrij goede opbrengsten, maar wij
hebben het geld van het kerkhof in
de landbouw gestoken; dat is beter
"N'est-ce pas trop de philosophie
au village?" vraagt Lodewijk Napo
leon zich vervolgens niet zonder
gevoel voor ironie af.
Tenslotte moge het boek van Van der
Woud in één opzicht zeker uniek wor
den genoemd. Hoewel geschreven door
een kunsthistoricus en bekroond met
een kunsthistorische prijs, is geen
van de bijna zevenhonderd 'pagina's
voorzien van een illustratie!
Het boek blijft echter warm aanbe
volen.
W.S.
J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt, Lees
cultuur in Middelburg aan het begin
van de negentiende eeuw (Middelburg,
Zeeuwse Bibliotheek i.s.m. Boekhandel
Van Benthem Jutting, 1988), 103
blz.17,50, ISBN 90-72151-03-8
Leescultuur in Middelburg
Sedert 1985 wordt aan de Rijksuni
versiteit van Utrecht onderzoek
verricht in de 19de eeuwse admini
stratie van de Middelburgse boek
handel Van Benthem Jutting.
Het archief van deze firma is bij
toeval bewaard gebleven en berust in
de bibliotheek van de Vereeniging
ter Bevordering van de Belangen des
Boekhandels in Amsterdam. Aangezien
oudere boekhandelsarchieven uiterst
schaars zijn betreft het hier een
uniek archief èn een uniek onderzoeks
project. De projectleiders dr. J.J.
Kloek en dr. W.W. Mijnhardt, respec
tievelijk als neerlandicus en histo
ricus aan de Utrechtse universiteit
verbonden, schreven "Leescultuur in
Middelburg aan het begin van de
negentiende eeuw". Na allerlei deel-
publicaties in vaktijdschriften geven
Kloek en Mijnhardt met dit 103 blz.
tellende boekje een soort tussenstand
van het onderzoek, zij het wat breder
opgezet en voor een breder publiek
bestemd
In de hoofdstukken I en II worden
beknopte overzichten gegeven van
achtereenvolgens "Vier eeuwen boek
handel in Nederland" en "Middelburg
rond 1800". Na deze inleiding volgt
vanaf pag. 49 de hoofdmoot.
Hoofdstuk III behandelt "De Boek
handel te Middelburg rond 1800".
Eind 18de eeuw waren in Zeelands
hoofdstad een tiental, vooral klei
nere boekhandels gevestigd. De be
langrijkste en grootste was die van
P.A. Gillissen (overl. 1800).
Salomon van Benthem, aanvankelijk
39