knecht in de boekhandel van de wedu
we Abrahams, begon in 1801 voor zich
zelf. Spoedig werd zijn zaak de voor
naamste in Middelburg. Hij had veel
contacten buiten de provincie.
In hoofdstuk IV ("De boeken") vin
den we de top drie van verkoopcate-
gorieen (pag. 59): 1. Theologische
en stichtelijke lectuur;
2. School- en leerboeken en naslag
werken
3. Historische lectuur en biografieën.
Er moeten in 1808 te Middelburg ten
minste negen leesgezelschappen hebben
bestaan. Zeven daarvan waren klant
bij Van Benthem. Te zamen waren zij
goed voor ongeveer 20 van Van Bent-
hems omzetBij deze leesgezelschap
pen bestonden duidelijk andere voor
keuren dan bij particulieren, want
bij de aankopen van de gezelschappen
staan romans en verhalenbundels bo
venaan
Nu moeten we ons daar overigens ook
weer geen overdreven voorstellingen
van maken. Wat wij thans als grote
literatuur uit die tijd beschouwen
(b.v. Goethe of Bilderdijk) werd
hier blijkbaar nauwelijks gelezen.
Men kocht vooral boekjes van plaat
selijk belang (zoals de "Middelburg-
sche Naamwijzer" en lijsten van
overledenen of lijkredes en beves
tigingsleerredenen van predikanten)
en veel "middelmaat". Is dat laatste
overigens tegenwoordig zoveel anders?
(Wat zijn echt de best verkochte
kranten, tijdschriften en boeken en
hoe is de smaak op leesgebied van de
gemiddelde Nederlander?).
Mijnhardt en Kloek maken in hoofd
stuk V ("Het lezerspubliek") enige
behartenswaardige opmerkingen over
alfabetisering en lezerspubliek.
Hun interpretatie van het verzet
tegen de nieuwe psalmberijming op
Walcheren dat voor deze
halfgeletterden het contact met
een belangrijk deel van de ge
loofsbeleving ruw werd verbroken.",
pag. 77) lijkt mij onjuist.
Afgezien van het feit dat de voor
mannen van dit verzet allerminst on-
of halfgeletterd waren spelen hier
bij m.n. religieuze en sociale fac
toren een rol. Bovendien gaat het
niet alleen om het lezen van teks
ten, maar vooral om de zangwijze
(de zgn. "korte zangwijze") van de
psalmen.
Voorts dringt zich de vraag op in
hoeverre Van Benthem representatief
is voor het toenmalige Middelburgse
lezers- en koperspubliek.
Uiteraard hebben de auteurs daar ook
over nagedacht. Zij menen via een
minimalistische en een maximalis-
tische variant een extrapolatie van
het boekkopende publiek te kunnen
maken. Ze komen aldus tot de volgen
de reconstructie (pag. 83):
frekwente kopers (meer dan 50,-)
ca. 40 huishoudens (1
regelmatige kopers 10,- a f 50-)
ca. 220 huishoudens (5
incidentele kopers (ƒ1,- a 10,-)
ca. 450 huishoudens (10
marginale kopers (minder dan 1,-)
en niet-kopers
ca. 3.790 huishoudens (84
Hierbij zijn uiteraard niet inbe
grepen aankopen op veilingen, via
de tweedehands boekhandel en aan
kopen elders (b.v. bij boekhandels
buiten de stad), zoals de auteurs
ook erkennen (pag. 84).
Hoewel de veronderstelde marginale
kopers met een goede opleiding (pag.
87 onderaan) mij niet overtuigen,
want misschien kochten die elders,
wordt wel duidelijk dat er geen
dwingend verband bestaat tussen
koopkracht en boekaanschaf
Duidelijk wordt ook dat Kloek en
Mijnhardt een interessant boekje
hebben geschreven dat verlangend
uit doet zien naar de eindresul
taten van hun grootse onderzoeks
project.
VAN BIJ ONS, 1989.
Goed half acht was de zaal al stamp
vol en pas om acht uur zou het doek
opgaan. Het was 20 januari 1989, de
derde uitvoering van de avond VAN
BIJ ONS in Den Dullaert te Hulst.
40