de aofgever als de ansmakker moesten
goed opletten dat de schoven niet te
dicht bij de rand terechtkwamen.
Dan ontstond er een puustedit was
een uitstulping die het werk ont
sierde. De derde man en de voor
naamste was de tasserZijn taak
was om met de hand de schoven weg te
leggen en er voor te zorgen dat er
goed werk werd gedaan. Het opzetten
van een stapel was vakwerkin de
regel werd dit gedaan door de eerste
knecht of de opperarbeider
Werkwi jze
Van stro werd er een boom gelegd.
Hierop kwam de boomlaehe waarbij ge
zorgd werd dat er zo weinig mogelijk
aren op de bodem kwamen. Vervolgens
werd er van buiten naar binnen ge
werkt. De buitenlaag was de rienk-
laehe deze moest druupe (afhangen)
want anders kon ze inwaetere (inrege
nen). Na de ringlaag volgde het
op'arten, dit moest zo gebeuren dat
het midden hoger lag dan de buiten
kant. De klamp moest dus rond lig
gen en niet hol, dit ook in verband
met het inregenen. Ook mochten er,
behalve in het midden, geen aren
zichtbaar zijn.
Als de klamp e.d. een kleine twee
meter hoog was, moest zij leeve,
d.w.z. dat ze licht moest schommelen,
dit was een teken, dat ze recht stond.
De ene laag werd met de zon mee gelegd,
de volgende tegen de zon in; dit was
ook voor de stevigheid.
Wanneer de stapel te hoog werd voor
de man op de wagen moest er een z.g.
vangersgat gehouden worden. Hierin
ging de ansmakker staan en gooide het
graan zo naar de tasser.
De laatste ringlaag was de waeter-
laehe en dan volgde nog de kappe of
naeldeHet geheel werd afgedekt
met stro of riet. In het laatste ge
val kwam soms de rietdekker
Een draad verzwaard met stenen over
het geheel moest stormschade voor
komen
In de winter met vriezend weer of in
het voorjaar kwam de dorsmachine om
het graan te dorsen. In latere jaren
was dit een grote dorsmachine met
stropers. Eerst aangedreven met een
locomobiel en later door een trekker.
De aardappels
De aardappels werden opgeslagen in
de aerpelpittenHiervoor was veel
plaats nodig op het staepel'of.
Aardappelputten waren ongeveer an
derhalf tot twee meter breed.
De diepte hing af van de stand van
het grondwater en varieerde van vijf
tot dertig centimeter.
De breedte en diepte van de put be-
bepaalden de inhoud.
De aardappels werden in zakken op de
wagen aangevoerd. Vervolgens werden
de zakken op de schouder genomen en
in de put leeg gestort. Dit was het
werk van de pitbaesDeze moest ver
der een laagje stro en aarde op de
aardappels aanbrengen, dit was het
zomerdek
In november volgde nog een laag stro
en een dikke laag aarde: dit was het
winterdek
bij een open winter, dus met weinig
vorst, moesten de aardappels omgezet
worden. Dit was om het kiemen te
voorkomen. Het was een hels karwei:
al de grond en het stro moesten eraf.
De aardappels werden dan met de riek
omgeschept, ze werden dan weer onder
het winterdek gebracht.
Bij strenge vorst werd dikwijls nog
een laag stalmest aangebracht om
schade te voorkomen.
Voor de aflevering werden de aard
appels gesorteerd en opgezakt.
Hiervoor werd een verplaatsbare
aardappelsorteermachine gebruikt
Eén man bracht de machine in bewe
ging, een tweede schepte de aard
appels in de machine. Verder waren
er nog één of twee personen bij de
zakken en potermandenOok de slechte
knollen werden door deze mensen ver
wijderd
De zakken aardappels werden op de
wagen geladen en naar de haven ge
bracht waar ze in een schip gingen.
Op het dek van het aardappelschip
stond een aardappelhor. Hierop werden
de zakken uitgestort en de aardappels
verdwenen in het ruim van het schip.
49